Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/314749 / HA ZA 16-728)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven tevens akte houdende vermeerdering van eis;
- de memorie van antwoord met producties genummerd 19 tot en met 22;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
ruiling & levering’ gesloten, door [betrokkene 1] getekend op 17 mei 2006 en door de gemeente op 27 juni 2006.
ruiling & levering’ gesloten.
Over de uitleg van die nabetalingsregeling, in het bijzonder over de vraag of de verplichting van de gemeente uit de nabetalingsregeling gaat lopen vanaf de datum van de koopovereenkomst of vanaf de datum van de transportakte, verschillen partijen van mening. Van die uitleg hangt of de transactie tussen de gemeente en [betrokkene 1] onder de reikwijdte van de nabetalingsregeling valt nu deze transactie plaatsvond in de periode mei/juni 2006 (rov. 3.1.4.) en daarmee na het tekenen van de koopovereenkomst met [appellante] op 28 juni 2005 en voor het totstandkomen van de transportakte op 10 juli 2007.
Verder houdt partijen verdeeld of de gemeente in de transacties met [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] (rov. 3.1.5.) een hogere koopprijs is overeengekomen dan € 6,00 per vierkante meter. Het hof zal deze twee (hoofd)vragen hieronder behandelen.
binnen 5 jaar na datum passering transportakte met andere eigenaren een hoger bedrag overeenkomt dan € 6,--/m².Hierin valt te lezen dat de verplichting geldt binnen een periode van datum totstandkoming koopovereenkomst tot 5 jaar na datum passering transportakte (lezing [appellante] ), maar ook dat de verplichting geldt binnen een periode van 5 jaar, met start van deze periode na datum passering transportakte (lezing gemeente). In de transportakte zijn de woorden
na datum passering transportaktegewijzigd in
na heden. Daarmee sluit de letterlijke tekst van de transportakte aan bij de lezing van de gemeente en niet bij de lezing van [appellante] .
- Niet in debat is dat het de bedoeling van de nabetalingsclausule is dat de gemeente, als zij een hogere prijs voor soortgelijke gronden zou overeenkomen met derden dan de prijs per vierkante meter die zij met [appellante] was overeengekomen, te weten € 6,00 per vierkante meter door de gemeente gekochte grond, het verschil tussen € 6,00 en de meerprijs zal nabetalen aan [appellante] .
- De stelling van de gemeente komt er in de kern op neer dat voor de beoordeling slechts relevant zou zijn welke prijs per vierkante meter in de overeenkomsten met in dit geval [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met betrekking tot de
- Bij de beoordeling van de daadwerkelijk door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ontvangen tegenprestatie van de gemeente voor de door hen aan de gemeente geleverde grond doet zich in dit geval de bijzonderheid voor dat in beide gevallen (dus zowel bij [betrokkene 1] als [betrokkene 2] ) er sprake was van wederzijdse inbreng van gronden (anders gezegd: ruiling van gronden). Beide onderdelen, dus de levering van gronden door de derde aan de gemeente en de levering door de gemeente van gronden aan de derde, hangen onlosmakelijk met elkaar samen.
- Vast staat dat de gemeente met betrekking tot de door haar van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ontvangen gronden een prijs van € 6,00 per vierkante meter is overeengekomen. Vast staat ook dat [betrokkene 1] voor de van de gemeente ontvangen grond een prijs moest betalen van € 3,06 per vierkante meter en dat [betrokkene 2] voor de van de gemeente ontvangen grond een bedrag van € 3,75 per vierkante meter heeft moeten betalen.
- Indien en voor zover zou komen vast te staan dat de waarde van de door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] van de gemeente ontvangen gronden hoger was dan de € 3,06 respectievelijk € 3,75 die zij hebben betaald, hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bij de ruiltransacties met de gemeente (indirect) een voordeel ontvangen en hebben zij, de wederzijdse levering/ruiling in onderling verband en samenhang bezien, feitelijk meer ontvangen dan € 6,00 per vierkante meter.
- Uit het voorgaande volgt dat het daarom wel degelijk van belang is wat destijds de waarde in het vrije economisch verkeer was van de door de gemeente aan [betrokkene 1] respectievelijk [betrokkene 2] geleverde gronden. Het door deskundigen laten taxeren van die waarde is, anders dan de gemeente heeft bepleit, in deze een geschikte methode en een in de praktijk ook gebruikelijk middel om die waarde vast te stellen.
nietis komen vast te staan dat de gemeente aan [betrokkene 1] meer heeft betaald dan € 6,00 per vierkante meter grond en overweegt hierover het volgende.
nietis komen vast te staan dat de gemeente aan [betrokkene 2] meer dan € 6,00 per vierkante meter voor de grond heeft betaald. Het hof overweegt daarbij het volgende.
4.De uitspraak
12 mei 2020voor opgave van de manier waarop [appellante] het bewijs wil leveren en, als dit door middel van het horen van getuigen is, voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 12 tot 20 weken na de datum van dit arrest;