ECLI:NL:GHSHE:2020:1358

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
20-003276-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake inbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 11 oktober 2018 was gewezen. De verdachte, geboren op 16 juni 1969, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, had geëist, met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging voerde aan dat de verdachte inmiddels een positieve ontwikkeling had doorgemaakt, onder andere door behandeling voor zijn drugsverslaving.

Het hof heeft het beroep van de verdachte in grote lijnen ongegrond verklaard, maar heeft de strafoplegging aangepast. Het hof oordeelde dat, hoewel de ernst van de inbraak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen, de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn behandeling bij Novadic Kentron, aanleiding gaven om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. Het hof heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd ten aanzien van de strafoplegging en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis voor het overige is bevestigd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003276-18
Uitspraak : 6 februari 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 11 oktober 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-015494-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op 16 juni 1969,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van verdachte is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de strafoplegging. Gelet hierop neemt het hof de toepasselijke wettelijke voorschriften opnieuw op.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak bij de [benadeelde] . Dat is een ergerlijk feit dat overlast en kosten meebrengt voor de winkelier. De verdachte heeft zich bij zijn handelen laten leiden door eigen gewin, zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen voor een ander.
Blijkens een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 december 2019, is de verdachte reeds meermalen onherroepelijk veroordeeld ter zake soortgelijke feiten.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat er sprake is van een positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte. De verdachte is onder behandeling bij Novadic Kentron voor zijn drugsverslaving en krijgt driemaal per dag een onderhoudsdosis medicinale heroïne om zijn zucht naar drugs onder controle te houden en illegale verwerving te voorkomen. De verdachte heeft aangegeven dat dit goed werkt. Verder krijgt de verdachte hulp bij het regelen van zijn financiën.
Gelet op deze positieve ontwikkeling heeft de verdediging verzocht om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarnaast een taakstraf, zodat de verdachte zijn traject bij Novadic Kentron kan voortzetten en zodat hij daarnaast een dagbesteding heeft.
Hoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen, zal het hof, gelet op de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een taakstraf voor de duur van 60 uren opleggen met daarbij een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 58 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
58 (achtenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. M.J. Grapperhaus en mr. J.J.J. Wubben, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 6 februari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.J. Grapperhaus en mr. J.J.J. Wubben zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.