ECLI:NL:GHSHE:2020:1357

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
20-001934-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten die zich afspeelden in de periode van 1 maart 2013 tot en met 16 april 2013 te Tilburg. De verdachte had een loods verhuurd aan medeverdachten, waar in de ten laste gelegde periode amfetamine werd geproduceerd. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid en middelen had verschaft voor de productie van amfetamine door de loods ter beschikking te stellen aan de medeverdachten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij geen wetenschap had van de specifieke activiteiten in de loods, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs plaatsvonden. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar het hof achtte de medeplichtigheid bewezen. De straf die werd opgelegd bestond uit een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee jaar voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Het hof hield rekening met de schending van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001934-15
Uitspraak : 20 januari 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 10 juni 2015 in de strafzaak met parketnummer 02-800351-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep bevestigt, met uitzondering van de straf, en in zoverre opnieuw rechtdoende verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit en is een verweer met betrekking tot de straf gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 16 april 2013 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (meermalen) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk (meermalen) aanwezig heeft gehad in een loods/ruimte(s) aan de [locatie] een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1.
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en), op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 16 april 2013 te Tilburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk (meermalen) heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk (meermalen) aanwezig heeft/hebben gehad in een loods/ruimte(s) aan de [locatie] een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 maart 2013 tot en met 16 april 2013 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die loods/ruimte(s) aan de [locatie] (alwaar bovengenoemde productie van amfetamine plaatsvond) te verhuren en/of ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en);
2.
primair
hij op of omstreeks 15 april 2013 en/of 16 april 2013 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een loods/ruimte(s) aan de [locatie] ) ongeveer 77,5 liter amfetamine(olie), in elk geval 77,5 liter / een grote/aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en) op of omstreeks 15 april 2013 en/of 16 april 2013 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een loods/ruimte(s) aan de [locatie] ongeveer 77,5 liter amfetamine(olie), in elk geval 77,5 liter / een grote/aanzienlijke hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 15 april 2013 en/of 16 april 2013 te Tilburg, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die loods/ruimte(s) aan de [locatie] (alwaar bovengenoemde hoeveelheid amfetamine(olie) werd aangetroffen) te verhuren en/of ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en);
3.
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 16 april 2013, althans in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 16 april 2013, in elk geval op of omstreeks 15 april 2013 en/of 16 april 2013 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen:
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),

immers, heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats (in een loods/ruimte(s)/pand aan de [locatie] ):

  • (delen van) een productieruimte en/of laboratorium/productie-opstelling voor de vervaardiging/productie van amfetamine, althans een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet en/of
  • (delen van) een productieruimte en/of laboratorium/productie-opstelling voor de vervaardiging/productie van benzylmethylketon (BMK) en/of de omzetting van -fenylacetoacetonitril (APAAN) in benzylmethylketon (BMK) en/of
  • diverse hoeveelheden grondstoffen en/of chemicaliën (mierenzuur en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of formamide en/of methanol en/of caustic soda en/of cafeïne en/of -fenylacetoacetonitril (APAAN)) en/of
  • vaten en/of jerrycans en/of slangen en/of een vacuümsealmachine en/of laboratoriumglaswerk en/of rondbodemkolven en/of verwarmingsmantels en/of maatbekers en/of gasbranderhouders en/of maatbekers en/of trechters en/of lepels en/of sealzakken en/of diverse (andere) voorwerp(en) die gebruikt worden bij de vervaardiging/productie van amfetamine en/of BMK, althans synthetische drugs en/of
  • meerdere gasflessen en/of gasbranders

voorhanden gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);

3. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer ander(en), in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 16 april 2013, althans in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 16 april 2013, in elk geval op of omstreeks 15 april 2013 en/of 16 april 2013 te Tilburg, in elk geval in Nederland,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet voor te bereiden en/of te bevorderen:
  • een of meer ander(en) heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),

immers, heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) in voornoemde periode / op voornoemd tijdstip in voornoemde pleegplaats in een loods/ruimte(s) aan de [locatie] :

  • (delen van) een productieruimte en/of laboratorium/productie-opstelling voor de vervaardiging/productie van amfetamine, althans een of meer middel(en) genoemd op lijst I van de Opiumwet en/of
  • (delen van) een productieruimte en/of laboratorium/productie-opstelling voor de vervaardiging/productie van benzylmethylketon (BMK) en/of de omzetting van -fenylacetoacetonitril (APAAN) in benzylmethylketon (BMK) en/of
  • diverse hoeveelheden grondstoffen en/of chemicaliën (mierenzuur en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of formamide en/of methanol en/of caustic soda en/of cafeïne en/of -fenylacetoacetonitril (APAAN)) en/of
  • vaten en/of jerrycans en/of slangen en/of een vacuümsealmachine en/of laboratoriumglaswerk en/of rondbodemkolven en/of verwarmingsmantels en/of maatbekers en/of gasbranderhouders en/of maatbekers en/of trechters en/of lepels en/of sealzakken en/of diverse (andere) voorwerp(en) die gebruikt worden bij de vervaardiging/productie van amfetamine en/of BMK, althans synthetische drugs en/of
  • meerdere gasflessen en/of gasbranders

voorhanden gehad, waarvan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),

tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2012 tot en met 16 april 2013, althans in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 16 april 2013, in elk geval op of omstreeks 15 april 2013 en/of 16 april 2013 te Tilburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die loods/ruimte(s) aan de [locatie] waarin bovengenoemde (delen van een) productieruimte(s) en/of laboratoriumopstelling(en)/productieplaats(en) aanwezig was/waren en/of waarin die BMK en/of APAAN en/of chemicaliën en/of vaten en/of jerrycans en/of grondstoffen en/of meerdere productiemiddelen/voorwerpen (bestemd voor de productie van BMK en/of synthetische drugs) opgeslagen/aanwezig was/waren te verhuren en/of ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair, feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Eerder heeft de rechtbank bewezen verklaard dat in de ten laste gelegde periode meermalen amfetamine is geproduceerd in het op de eerste verdieping van de aan verdachte toebehorende loods aangetroffen, inmiddels ontmantelde laboratorium en, zo begrijpt het hof het vonnis van de rechtbank, heeft de rechtbank ook aangenomen dat de op 16 april 2013 in die loods aangetroffen 77,5 liter amfetamineolie daar was geproduceerd.
Met betrekking tot het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat specifiek in de ten laste gelegde periode van 1 maart 2013 tot en met 16 april 2013 in de aan verdachte toebehorende loods – kort gezegd – amfetamine of andere synthetische drugs zijn geproduceerd. Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof bovendien van oordeel dat in hoger beroep is komen vast te staan dat de op 16 april 2013 in de loods van verdachte aangetroffen amfetamine niet aldaar is geproduceerd.
Het hof heeft in dit verband met name betekenis gehecht aan de door verbalisant [verbalisant] op vragen omtrent de werking van het op de eerste verdieping van de loods aangetroffen, ontmantelde laboratorium in hoger beroep tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring:
“Voor zover ik me nu kan herinneren moet het lab weken tot enkele maanden voor het onderzoek [hof: op 16 april 2013] al zijn opgeruimd. Het in werking zijn van het lab moet zeker enkele weken tot enkele maanden voor het onderzoek zijn geweest. Ik concludeerde dat uit de mate van indroging van bepaalde aangetroffen stoffen. Het stuk pijp wat is aangetroffen in de aanhanger bevatte nog reststoffen die erdoorheen hadden gestroomd en de mate van indroging van die stof wees op het gebruik van die pijp weken of maanden daarvoor. Dit mede gezien de mate van indroging van goederen die in die aanhanger werden aangetroffen.".
Verder heeft een werknemer van een nabijgelegen pand op 16 april 2013 tegenover de politie verklaard dat hij de geur uit pand [perceelnummer 1] al maanden rook.
Deze twee verklaringen in onderling verband bezien brengen het hof tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er ook nog amfetamine is geproduceerd in de periode die is ten laste gelegd.
Met betrekking tot het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte op 16 april 2013 opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van de amfetamine(olie). Niet gebleken is dat de verdachte voldoende wetenschap had of had moeten hebben van de aanwezigheid van de amfetamine(olie) in de loods op die datum.
Met betrekking tot het onder feit 3 primair ten laste gelegde is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft medegepleegd.
Bewezenverklaring feit 3 subsidiair
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 2] en een of meer anderen in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 16 april 2013 te Tilburg, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het telkens opzettelijk bereiden en/of vervaardigen van hoeveelheden amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
-
voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan die [medeverdachte 2] en die ander(en) wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van die delicten,

immers hebben die [medeverdachte 2] en die ander(en) in voornoemde periode in voornoemde pleegplaats in een loods/ruimte(s) aan de [locatie] :

  • een productieruimte en laboratorium/productie-opstelling voor de vervaardiging/productie van amfetamine en
  • een productieruimte en laboratorium/productie-opstelling voor de omzetting van -fenylacetoacetonitril (APAAN) in benzylmethylketon (BMK) en
  • diverse hoeveelheden grondstoffen en chemicaliën (mierenzuur en zwavelzuur en zoutzuur en formamide en methanol en caustic soda en cafeïne en -fenylacetoacetonitril (APAAN)) en
  • vaten en jerrycans en slangen en een vacuümsealmachine en laboratoriumglaswerk en rondbodemkolven en verwarmingsmantels en maatbekers en gasbranderhouders en trechters en lepels en sealzakken en diverse andere voorwerpen die gebruikt worden bij de vervaardiging/productie van amfetamine en/of BMK, en
  • meerdere gasflessen

voorhanden gehad, waarvan die [medeverdachte 2] en die ander(en) wisten dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,

tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 16 april 2013 te Tilburg opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door die loods/ruimtes aan de [locatie] , waarin bovengenoemde productieruimte en laboratoriumopstelling/productieplaats aanwezig waren en waarin die BMK en APAAN en chemicaliën en vaten en jerrycans en grondstoffen en meerdere productiemiddelen/ voorwerpen (bestemd voor de productie van synthetische drugs) opgeslagen/aanwezig waren, te verhuren en/of ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 2] en/of die ander(en).
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Van de zijde van de verdachte is vrijspraak bepleit. Daartoe is kort gezegd aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de goederen die in de door hem verhuurde loods stonden of van de strafbare feiten die in de loods werden gepleegd. Het opzet, dat verdachte met de verhuur van zijn bedrijfspand de productie van amfetamine voorbereidde, ontbreekt, zo is van de zijde van de verdachte gesteld.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º, Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf (het gronddelict).
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof – met de rechtbank – de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ontmanteld laboratorium en grondstoffen
Op 16 april 2013 is de politie binnengetreden in een loods aan de [locatie] te Tilburg. Op de begane grond werden onder meer aangetroffen:
  • een aanhangwagen met afval en zakken met afval;
  • pallets met lege jerrycans, in diverse kleuren en maten;
  • pallets met jerrycans met diverse chemicaliën;
  • ingepakte en gebruikte plastic 220 liter vaten;
  • vacuümsealmachine;
  • waterslangen;
  • dozen inhoudende cafeïne;
  • dozen inhoudende laboratoriumglaswerk, waaronder rondbodemkolven, verbindingsstukken, distillatiespiralen, scheitrechter e.d.;
  • dozen inhoudende verwarmingsmantels;
  • gasbranderhouders;
  • dozen inhoudende plastic maatbekers, trechters, lepels, sealzakken e.d.;
  • groot aantal gasflessen inhoudende volgens opschrift propaan;
  • een groot aantal pallets, waarop een groot aantal jerrycans stonden, deels met zwart verpakkingsfolie omwikkeld;
  • een groot aantal zakken caustic soda;
  • twee IBC’s (Intermediate Bulk Container), welke vloeistoffen bevatten;
  • een groot aantal jerrycans, vaten en zakken met de volgende chemicaliën:
  • 2 kunststof kuipen, elk 100 liter, met daarin een kunststof maatbeker 5 liter, 2 pollepels, 2 kunststof schrapers, een mixer en een roerstaaf met resten wit poeder. Van de resten poeder werd een monster genomen. Uit onderzoek van het NFI bleek dat het monster amfetamine sulfaat bevat.
In een van de ruimtes op de eerste verdieping van het pand werden onder meer aangetroffen een aantal gebruikte gipsplaten, Yutong blokken (gipsblokken), metalen profielen, houten balken, een kunststof luchtbuis, 3 metalen gasbranderhouders, metalen traanplaten en een grote afzuigunit. Ook stond er een deel van een muur, bestaande uit metalen profielen met daarop gipsplaten. Op deze gipsplaten was een waterkraan gemonteerd, welke zwaar was gecorrodeerd als gevolg van blootstelling aan vermoedelijk een zuur. Onder in deze gipsplaat stak een afvoerpijp met daarin bruine resten die roken naar amfetamine.
Op de houten vloer zaten diverse vlekken, die roken naar amfetamine, en restanten van purschuim en/of lijm in de vorm van een rechthoek met de afmeting van 4,07 x 5 meter.
Op de traanplaten zat een vlekkenpatroon, waardoor deze in de oorspronkelijke volgorde konden worden teruggelegd en eveneens een afmeting van 4,07 x 5 meter hadden.
De aangetroffen Yutong blokken bleken precies op de minder vervuilde stukken van de traanplaten te passen.
De aanwezige afzuigunit kon op basis van sporen op de houten vloer worden geplaatst direct naast de rechthoek. De op de afzuigunit aanwezige aansluiting kon via de aangetroffen luchtbuis worden aangesloten op een in het dak aangebrachte afvoerbuis.
In een grijze Curverbak werden diverse slangen aangetroffen welke roken naar amfetamine. Aan 6 slangen was een koperen buisje bevestigd. De LFO-expert herkende dit als een onderdeel dat gebruikt wordt bij stoomdistillatie, een zuiveringsproces dat onder andere bij de productie van amfetamine wordt gebruikt. Met de aangetroffen materialen en aan de hand van de aanwezige sporen hebben de LFO-experts een reconstructie gemaakt.
De LFO-experts kwamen op basis van voormelde bevindingen tot de volgende conclusie.
De aangetroffen chemicaliën, te weten mierenzuur, zwavelzuur, zoutzuur, formamide, methanol, caustic soda, cafeïne en α-fenylacetoacetonitril (APAAN), kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van synthetische drugs zoals amfetamine via de Leuckart synthese en de omzetting van APAAN in benzylmethylketon.
Ook de aangetroffen goederen, zoals ingepakte en gebruikte plastic 220 liter vaten, jerrycans, slangen, vacuümsealmachine, laboratoriumglaswerk, waaronder rondbodemkolven, verbindingsstukken, distillatiespiralen, scheitrechter e.d., verwarmingsmantels, gasbranderhouders, plastic maatbekers, trechters, lepels, sealzakken en gasflessen inhoudende volgens opschrift propaan, kunnen worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van synthetische drugs zoals amfetamine via de Leuckart synthese en de omzetting van APAAN in benzylmethylketon.
Aan de hand van de aangetroffen materialen, de aanwezige sporen alsmede de uitgevoerde reconstructie kan worden geconcludeerd dat in de achterste ruimte op de eerste verdieping van het pand met behulp van gipsplaten en metalen profielen een afzonderlijke productie-ruimte is opgebouwd, waarin gasbranders met bijbehorend glaswerk op een verhoging konden worden geplaatst en waarbij een afzuigunit via de aangetroffen luchtbuis damp en gas kon afvoeren naar de afvoerbuis in het dak. Deze ruimte is kennelijk gebruikt voor de vervaardiging van amfetamine (politiedossier pagina 259; politiedossier pagina 409-414; politiedossier pagina 434 tot en met 442).
In de aanhanger werd nog een stortbak aangetroffen van hetzelfde formaat als de stortbak die op de eerste verdieping ontbrak en waarvan je op de muur kon zien waar die bevestigd was geweest (verklaring verbalisant [verbalisant] bij de raadsheer-commissaris).
Van de aanwezige chemicaliën, productieapparatuur en afvalstoffen zijn monsters genomen, die door het NFI zijn onderzocht (politiedossier pagina 438-442). Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat het onderzoeksmateriaal uit het pand amfetamine, BMK, zoutzuur en zwavelzuur bevat.
Volgens het NFI is de samenstelling van het ontvangen onderzoeksmateriaal kenmerkend voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK middels de Leuckartmethode (politiedossier pagina 657).
Geur rondom het pand
De eigenaar van het naastgelegen pand aan de [locatie] te Tilburg heeft op 16 april 2013 tegenover de politie verklaard dat hij de laatste weken, toch wel zeker dik een maand, een vreemde lucht had geroken, dat hij deze lucht elke doordeweekse dag had geroken als hij ’s morgens om 9.00 uur aankwam en bij zijn bedrijf binnenliep. Meegenomen naar de bedrijfshal van de verdachte verklaarde de man: “Ja dit is die geur die ik dan elke keer rook ’s ochtends.” De agent die op dat moment naast de man stond, rook de hem ambtshalve bekende geur van amfetamine dan wel BMK-achtige stoffen (politiedossier pagina 257). Een werknemer van het bedrijf in het pand [perceelnummer 2] heeft op 16 april 2013 tegenover de politie verklaard dat hij de geur uit pand [perceelnummer 1] al maanden rook (politiedossier pagina 248).
Diezelfde geur werd op de ochtend van 16 april 2013 ook waargenomen door diverse verbalisanten, die ter plaatse aanwezig waren in het kader van een controle van het bedrijfsgebouwencomplex naar aanleiding van een melding van een hennepkwekerij. Zij roken de zoete, weeïge geur in de bedrijfshal met nummer [perceelnummer 3] , terwijl die geur sterker werd naar mate zij dichter bij de scheidingswand van perceel [perceelnummer 3] met perceel [perceelnummer 1] kwamen, welke percelen met de achterzijde aan elkaar grenzen. De geur werd herkend als de geur van amfetamine dan wel de geur die vrijkomt bij het produceren van BMK, de grondstof voor amfetamine (dossierpagina’s 252, 255 en 256).
Rol [medeverdachte 2] (DNA-sporen)
In de aanhangwagen met de blauwe huif, die in het pand stond en aan verdachte toebehoort, zijn afvalstoffen aangetroffen die konden worden gerelateerd aan de vervaardiging van amfetamine (verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 27 mei 2015; politiedossier pagina 447 en 448). Zo lag in de aanhangwagen een gasmasker, waarop (sporen van) amfetamine en DNA-sporen werden aangetroffen, die matchen met het DNA van medeverdachte [medeverdachte 2] en die [medeverdachte 2] linken aan de productie van amfetamine (politiedossier pagina’s 451, 525, 526 en 527).
Verdachte kende medeverdachte [medeverdachte 2] (verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof d.d. 25 november 2019).
Op de dag van het binnentreden, 16 april 2013 omstreeks 9.25 uur, heeft een verbalisant, gekleed in onder meer een zwart windjack met het opschrift ‘politie’ en ‘hennepteam’, twee mannen in de loods [perceelnummer 1] zien staan. [medeverdachte 2] heeft op 25 januari 2018 als getuige tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat hij dat is geweest met [medeverdachte 1] . De verbalisant heeft gezien dat beide mannen in zijn richting keken toen hij voorbij liep. Even later zag hij dat deze mannen in een witte bedrijfsauto stapten en wegreden. De verbalisant heeft daarop aan collega’s gevraagd de witte bedrijfsauto te controleren. Bij die controle is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte 2] als bestuurder in de auto zat. Tijdens het gesprek met [medeverdachte 2] heeft de controlerende verbalisant de haar ambtshalve bekende geur van amfetamine geroken. Bij de controle van de laadruimte heeft de agente met haar bovenlichaam in de laadruimte van de auto gehangen en een zeer sterke amfetaminegeur waargenomen, welke vrijwel zeker afkomstig was uit de auto (politiedossier pagina 250-251).
Even later is op die 16e april 2013 in die loods aan de [locatie] te Tilburg een aantal dozen met jerrycans, gevuld met in totaal ongeveer 77,5 liter amfetamine-olie aangetroffen. Gelet op de temperatuur van de olie ten tijde van het bemonsteren, wordt vermoed dat de jerrycans op de dag van aantreffen met de olie afgevuld zijn (politiedossier pagina 409-411 en pagina 654). De straatwaarde van de aangetroffen amfetamine bedroeg volgens de advocaat-generaal zeker een half miljoen euro. Alleen al om die reden is het niet goed denkbaar dat een volstrekt vreemde, niet zijnde de eigenaar of huurder van de loods, toegang tot een loods wordt verschaft, zonder dat deze iets van doen heeft met de aldaar aanwezige, grote hoeveelheden amfetamine. Het hof gaat er dan ook van uit dat [medeverdachte 2] in diens bedrijfsauto naar de loods is gereden, dat hij in die bedrijfsauto de jerrycans met amfetamine heeft vervoerd die later in de loods zijn aangetroffen en dat hij de loods heeft verlaten na het zien van een verbalisant van het hennepteam.
Rol verdachte
Verdachte was eigenaar van het bedrijfspand aan de [locatie] te Tilburg. Een deel verhuurde hij naar eigen zeggen sinds november 2012 aan [huurder] . Er was geen schriftelijk huurcontract opgesteld. Met [huurder] had verdachte afgesproken dat hij vierhonderd euro per maand huurpenningen zou betalen. [huurder] betaalde aan het begin van de huurperiode een voorschot van tweeduizend euro, kennelijk bestemd voor de maanden november 2012 tot en met maart 2013.
Verdachte had de begane grond van de loods zelf in gebruik. Verdachte kwam vaak ’s morgens om zeven uur in de loods. Een dag voor de inval was verdachte om vier uur ’s middags nog in de loods geweest. De aanhanger met de blauwe huif werd door hem gebruikt om bouwafval in weg te gooien (verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof d.d. 25 november 2019).
Conclusies en bewijsoverwegingen
Het hof acht, voorgaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat in de ten laste gelegde periode van 1 oktober 2012 tot en met 16 april 2013 op de eerste verdieping van de aan verdachte toebehorende loods een amfetaminelaboratorium is opgebouwd en in werking is geweest, alsmede dat zich op 16 april 2013 in die loods naast dit inmiddels ontmantelde laboratorium nog vele voorwerpen en stoffen bevonden bestemd voor het bereiden en/of vervaardigen van amfetamine. Het hof acht vanwege het feit dat in die loods een aan [medeverdachte 2] te linken hulpmiddel bij het vervaardigen van amfetamine is aangetroffen in een aanhanger tussen onderdelen van het ontmantelde laboratorium (gasmasker) en [medeverdachte 2] kort voor het aantreffen daarvan toegang had tot die loods en daarin nog warme, dus kort daarvoor geproduceerde, amfetamine-olie heeft neergezet, voorts wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 2] en een of meer anderen in de bewezen verklaarde periode in het pand van verdachte minst genomen voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine hebben gepleegd.
Het hof is van oordeel dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest door de loods daarvoor ter beschikking te stellen. Het hof wijst daarbij op de aard en de hoeveelheid van de goederen, waarvan een aanzienlijk deel is aangetroffen op de bij de verdachte in gebruik zijnde benedenverdieping. Het hof acht de verklaring van verdachte, dat hij hiervan helemaal niets heeft geweten en ook de geur nooit heeft geroken, niet geloofwaardig. In dit verband acht het hof van belang dat door gebruikers van een aangrenzend pand gedurende langere tijd nagenoeg dagelijks een opmerkelijke geur werd waargenomen. Zelfs op de ochtend van de doorzoeking werd in een andere loods, waarvan de achterzijde grenst aan de achterzijde van de loods van verdachte, door verbalisanten nog een sterkte amfetaminegeur waargenomen, terwijl het laboratorium waarin die amfetamine was geproduceerd al enkele weken tot maanden daarvoor moet zijn ontmanteld.
Evenmin acht het hof geloofwaardig dat de goederen, die op de begane grond van de loods zijn aangetroffen, pas na het laatste bezoek van de verdachte aan de loods op 15 april 2013 om vier uur ’s middags daar geplaatst zijn. Uit het dossier blijkt immers dat in het pand amfetamine is geproduceerd.
Ook wijst het hof op het feit dat de verdachte ruimtes in het pand heeft verhuurd aan een vage kennis, zonder schriftelijk huurcontract, waarbij de huurder tweeduizend euro in contanten vooruit betaalde.
Voor zover verdachte al te goeder trouw een deel van de bovenverdieping aan derden ter beschikking heeft gesteld, moet worden geoordeeld dat het verdachte in de loop van die huurperiode, en wel binnen de ten laste gelegde periode, duidelijk moet zijn geworden dat daar activiteiten werden ontplooid die te relateren waren aan de productie van synthetische drugs of minst genomen dat de aanmerkelijke kans aanwezig was dat zulks het geval was.
Opmerkelijk is in dit verband dat verdachte zijn vriendin op 16 april 2013 om 11.35 uur het bericht stuurde: ‘ik bel je straks even. Iets niet goed.’, terwijl zijn loods om 12.05 uur voor een doorzoeking werd binnengetreden (politiedossier 315 en 259).
Gelet op deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat de verdachte minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in de door hem verhuurde ruimtes voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine werden gepleegd en dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij dit feit door [medeverdachte 2] en een of meer anderen opzettelijk de gelegenheid en de middelen te verschaffen tot het plegen van die voorbereidingshandelingen door hen daartoe een ruimte ter beschikking te (blijven) stellen.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde.
Het verweer van de zijde van de verdachte wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met de rechtbank overweegt het hof het volgende. Verdachte is medeplichtig aan voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs door zijn bedrijfspand ter beschikking te stellen. De productie van en handel in synthetische drugs is een groot maatschappelijk probleem, meer in het bijzonder in het ressort van dit gerechtshof. De centrale en lokale overheid investeert veel geld en menskracht in het bestrijden van de productie van en de handel in synthetische drugs, niet alleen vanwege het gevaar voor de volksgezondheid zoals de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel, maar ook omdat deze overtredingen van de Opiumwet vaak gepaard gaan met andere ernstige vormen van criminaliteit, zoals bedreiging met geweld, ook van overheidsdienaren, en daadwerkelijk levensdelicten zoals liquidaties, verontreiniging van het milieu op grote schaal doordat chemisch afval afkomstig uit deze laboratoria in de publieke ruimte wordt gedumpt, en witwassen op grote schaal. Daardoor wordt de samenleving in ernstige mate ondermijnd. Dat alles zijn feiten van algemene bekendheid en desondanks heeft de verdachte niet de verleiding kunnen of willen weerstaan om uit persoonlijk winstbejag deel te nemen aan voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs. Ook bestond hier een reëel ontploffingsgevaar, nu de productieplaats was gevestigd in het pand van verdachte in een bedrijvenverzamelgebouw, waar dagelijks mensen aan het werk zijn in de naburige panden. Dit rekent het hof verdachte zwaar aan.
Wat betreft de persoonlijke omstandigheden heeft het hof gelet op het volgende:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake soortgelijke feiten door de Nederlandse strafrechter onherroepelijk veroordeeld is;
  • de overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Onder meer is van de zijde van de verdachte gesteld dat hij een eigen bedrijf heeft dat in grote moeilijkheden zal komen als verdachte naar de gevangenis zal moeten. Ook het gezin van de verdachte zal daardoor onder zware druk komen te staan.
De advocaat-generaal heeft ter zake van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 telkens subsidiair ten laste gelegde een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof zal verdachte echter vrijspreken van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair en komt tot een lagere straf dan gevorderd.
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 16 april 2013, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft vervolgens op 10 juni 2015 vonnis gewezen. Hiertegen is namens verdachte op 18 juni 2015 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 20 januari 2020. De behandeling in eerste aanleg heeft langer dan twee jaar geduurd en de behandeling in hoger beroep wordt niet afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het door verdachte ingestelde hoger beroep. Tussen het instellen van het hoger beroep en de eerste behandeling van de zaak ter terechtzitting van het hof zijn alleen al 28 maanden verstreken. In totaal heeft de behandeling in hoger beroep meer dan vierenhalf jaar geduurd. In de zaken van de twee medeverdachten is weliswaar een veelheid aan getuigen gehoord en heeft nader forensisch onderzoek plaatsgehad, maar dit zijn in de zaak van de verdachte geen bijzondere omstandigheden die de lange duur rechtvaardigen.
Zonder schending van de redelijke termijn zou het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Van de zijde van de verdachte is bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De omstandigheid dat het feit al geruime tijd geleden werd gepleegd, dat verdachte niet eerder ter zake een drugsdelict werd veroordeeld en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, geven het hof aanleiding aan de verdachte, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 49 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. P.M. Frielink, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. R.R. Everaars-Katerberg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Martens, griffier,
en op 20 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.