ECLI:NL:GHSHE:2020:1356

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 januari 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
20-001959-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake mishandeling van een minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een minderjarige verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van mishandeling. De mishandeling vond plaats op 2 november 2018 op school, waar de verdachte samen met een medeverdachte de aangever heeft mishandeld. De aangever heeft verklaard dat hij door de verdachte naar de grond werd getrokken en vervolgens door de medeverdachte werd geslagen en geschopt. Het hof heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden. Het hof heeft het eerdere vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte is strafbaar verklaard voor het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001959-19
Uitspraak : 22 januari 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 juni 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-066952-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002 ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Van de zijde van verdachte is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 november 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [aangever] heeft mishandeld door die [aangever]
- vast te pakken en/of vast te houden, en/of
- ( vervolgens) één of meerdere malen in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen en/of te slaan, en/of
- ( vervolgens) één of meerdere malen in het gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen, en/of
- ( vervolgens) (met kracht) bij de keel/nek/hals vast te pakken en/of te grijpen en/of de keel dicht te knijpen en/of dicht geknepen te houden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 november 2018 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, [aangever] heeft mishandeld door die [aangever]
- vast te pakken en vast te houden, en
- meerdere malen tegen het lichaam te slaan, en
- eenmaal op het hoofd en meerdere malen tegen het lichaam te trappen, en
- ( met kracht) bij de nek/hals vast te pakken en de keel dicht te knijpen en dicht geknepen te houden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder bedoelde bewijsmiddelen [1] die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de door getuige [getuige] waargenomen striemen/krassen bij aangever niet zijn veroorzaakt door het in de aangifte beschreven voorval. Dit letsel kan op een andere dag zijn veroorzaakt of door de stoeipartij van aangever met een andere jongen vlak voor het voorval. Voorts kan het ten laste gelegde medeplegen niet worden bewezen, omdat verdachte niet betrokken was bij de mishandeling. Daartoe heeft de raadsman bepleit dat in de aangifte twee losse, op zichzelf staande situaties zijn te onderscheiden. Verdachte zou niet betrokken zijn geweest bij de mishandeling in zijn geheel en met name in de tweede situatie die wordt beschreven in de aangifte valt op dat de naam van verdachte nergens wordt genoemd. Verder heeft het letsel dat door getuige [getuige] is waargenomen uitsluitend betrekking op de tweede situatie waar verdachte in het geheel geen aandeel in heeft gehad.
Het hof overweegt als volgt.
Aangever [aangever] (blz. 4) heeft verklaard dat hij op 2 november 2018 tussen 13.00 en 15.00 uur is mishandeld door [medeverdachte] en [verdachte] op [school] te [plaats] in lokaal [lokaal] . [verdachte] heeft hem onverhoeds vastgepakt en naar achteren getrokken waardoor hij op zijn rug kwam te liggen ( het hof begrijpt: op de grond). [verdachte] bleef aangever vasthouden, waarna hij meerdere keren, terwijl hij op de grond lag, werd geslagen en geschopt door [medeverdachte] . Aangever werd geraakt tegen zijn benen, armen en bovenlichaam. Hij kreeg trappen en klappen. De klappen deden pijn. Nadat aangever was losgekomen of losgelaten door [verdachte] is hij weggekropen en achter een computer gaan zitten. Hij is toen door [medeverdachte] tegen zijn arm geslagen en nogmaals getrapt tegen zijn rug en hoofd. De trappen deden pijn. Vooral de trap tegen het hoofd deed erg pijn aan zijn achterhoofd. [medeverdachte] kwam naast aangever staan en pakte aangever met zijn beide handen om de nek/hals. Aangever voelde dat hij geen lucht meer kreeg. Aangever raakte daardoor in paniek. Aangever voelde dat [medeverdachte] weer losliet.
Aangever is in het lokaal achtergebleven. Toen kwam [docent] het lokaal binnen. Zij is docent op de school. Aangever heeft direct tegen haar verteld wat er is gebeurd.
[medeverdachte] schat hij op ongeveer 1.80 meter lengte. [verdachte] is nog langer dan [medeverdachte] . Aangever is zelf 1.64 meter lang. Zij zijn veel sterker dan hij is. Hij heeft niemand het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. [2]
Getuige [getuige] (blz. 7) (het hof begrijpt: bij aangever bekend als [docent] ) liep die dag omstreeks 13.25 uur naar lokaal [lokaal] . Zij is als docent werkzaam op [school] te [plaats] . Onderweg naar het lokaal kwam zij op de trap die alleen toegang geeft tot het lokaal [lokaal] [medeverdachte] en [verdachte] , leerlingen van de school, tegen. Zij waren de enige leerlingen die zij tegenkwam. Zij kwamen uit de richting van het lokaal. Toen [getuige] het lokaal binnenkwam zag zij aangever voorovergebogen zitten. Aangever was alleen in het lokaal. Zij zag aan hem dat er wat was gebeurd. Aangever was namelijk wat overstuur. Zij voelde dat de rug van aangever nat/klam aanvoelde van het zweet. Zij zag ook dat hij rode striemen/krassen op zijn keel had. Aangever vertelde direct dat hij was geschopt en geslagen door [medeverdachte] en [verdachte] . [3]
Verdachte heeft bij de kinderrechter op 26 juni 2019 verklaard dat hij op 2 november 2018 samen met [medeverdachte] aanwezig was in lokaal [lokaal] van [school] te [plaats] . [4]
Het hof acht de verklaring van aangever betrouwbaar, omdat deze verklaring in belangrijke mate wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . Daarbij slaat het hof met name acht op het feit dat aangever kort na het voorval, voorovergebogen, wat overstuur en nat en klam door de getuige [getuige] in het lokaal is aangetroffen en direct aan haar heeft verklaard dat hij is mishandeld door [medeverdachte] en [verdachte] en dat deze getuige op dat moment zag dat aangever rode striemen/krassen op zijn keel had. Daarnaast heeft de getuige [getuige] verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , kort voor het aantreffen van aangever in het lokaal, van de trap die enkel naar het betreffende lokaal leidt, zien afkomen.
Dat deze striemen/krassen zijn veroorzaakt door een stoeipartij tussen aangever en een andere jongen kort voor het voorval, zoals de raadsman heeft bepleit, acht het hof niet aannemelijk. Aangever heeft niet verklaard dat hij bij die stoeipartij letsel heeft opgelopen. Integendeel, dat stoeien leidde enkel tot het omvallen van een tafeltje door het omstoten daarvan door de ander, aldus aangever. Aangever ging vervolgens dat tafeltje rechtzetten. Het letsel van aangever past wel bij zijn verklaring dat hij door [medeverdachte] bij zijn nek/hals is vastgepakt, waardoor hij geen lucht meer kreeg. Het hof gaat er daarom vanuit dat het letsel is veroorzaakt door de mishandeling.
Voorts is het hof, anders dan de raadsman, van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden, omdat [verdachte] aangever naar de grond heeft getrokken en vastgehouden waarna [medeverdachte] hem kon slaan en schoppen, zonder dat aangever zich – gelet op zijn positie, te weten: vastgehouden en liggend op zijn rug op de grond en tegenover twee (sterkere) personen – kon verweren. Dat aangever uit de greep van verdachte is losgekomen en vervolgens nogmaals is geslagen, geschopt en bij de keel gegrepen door medeverdachte [medeverdachte] doet daaraan niet af. Het hof ziet de mishandeling als één geheel en niet als twee losse, op zichzelf staande situaties zoals de raadsman heeft betoogd. Uit het naar de grond trekken en het blijven vasthouden van aangever, blijkt het opzet van verdachte op het verdere geweld dat gelijktijdig en daarna door de medeverdachte [medeverdachte] is gepleegd. Verdachte is tevens bij de hele mishandeling aanwezig geweest en heeft zich niet verwijderd. Vervolgens is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] vertrokken, hetgeen blijkt uit de verklaring van getuige [getuige] , die hen samen op de trap zag, komende uit de richting van het lokaal. Ook het ten laste gelegde medeplegen kan daarom naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft samen met de medeverdachte aangever, een medeleerling, op school mishandeld. Verdachte heeft aangever naar de grond getrokken en vastgehouden, waarna de medeverdachte aangever meerdere malen kon slaan en schoppen. Eén keer is aangever zelfs tegen het hoofd geschopt en ook zijn keel is door de medeverdachte dichtgeknepen. Verdachte en de medeverdachte waren met zijn tweeën in de meerderheid en waren ook nog eens ouder en groter dan aangever. Door deze laffe mishandeling heeft aangever veel pijn en angst ondervonden. Aangever zou zich op school veilig moeten kunnen voelen, maar dit gevoel van veiligheid is hem door verdachte en de medeverdachte ontnomen. Daarnaast dragen gebeurtenissen als de onderhavige bij aan onveiligheidsgevoelens van andere leerlingen op de school.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 22 oktober 2019, blijkt dat verdachte naast dit feit niet met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt, maar weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte het feit samen met iemand anders heeft gepleegd en dat er ook tegen het hoofd is getrapt. Ook de laffe handelswijze, waarbij twee personen die beide ouder en groter zijn dan het slachtoffer, het slachtoffer op school in een klaslokaal vastpakken en mishandelen, acht het hof strafverzwarend.
Het hof zal aan verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren opleggen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Deze straf is hoger dan de straf die de advocaat-generaal heeft geëist, omdat de eis onvoldoende recht doet aan hetgeen er is gebeurd en aan de rol van verdachte daarbij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
40 (veertig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking , voorzitter,
mr. N.J.L.M. Tuijn en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 22 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar het proces-verbaal van de Politie Eenheid Oost-Brabant, District ‘s-Hertogenbosch, Basisteam Meierij, registratienummer: PL2100-2018230128, op 23 februari 2019 in de wettige vorm opgemaakt en gesloten door verbalisant [verbalisant] , brigadier van de politie Eenheid Oost-Brabant, met bijlagen, bestaande uit in wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en/of geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1-18, hierna: politiedossier.
2.Het proces-verbaal van aangifte op pagina 4-6.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op pagina 7-8.
4.Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg bij de kinderrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 26 juni 2019.