ECLI:NL:GHSHE:2020:1324

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 maart 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
20-002017-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de zaak van diefstal met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal en had opnieuw een delict gepleegd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, met aftrek van het voorarrest, en had de voorlopige hechtenis opgeheven. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde straf vernietigd. Het hof heeft de straf opnieuw vastgesteld op 1 maand gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van het delict en de recidive van de verdachte. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan diefstal van flessen shampoo en potten melkpoeder uit een winkel, wat niet alleen materiële schade veroorzaakte, maar ook overlast voor de winkelier met zich meebracht.

Bij de straftoemeting heeft het hof de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen, wat leidde tot de conclusie dat een gevangenisstraf van 1 maand passend was. Het hof heeft de beslissing gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, dat ten tijde van het bewezen verklaarde van toepassing was. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002017-19
Uitspraak : 5 maart 2020
VERSTEK (dnip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 juni 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-143027-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres]
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de politierechter de gevangenhouding van de verdachte bevolen en de voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf. Tot slot heeft de politierechter beslist dat het inbeslaggenomen goed, te weten € 631,60, aan de verdachte dient te worden teruggegeven.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter integraal zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep met uitzondering van de opgelegde straf en vernietigt het vonnis in zoverre, en verenigt zich met de gronden waarop het berust, met aanvulling van de gebezigde bewijsmiddelen (ingeval van cassatie), de strafmotivering en de aangehaalde wetsartikelen.
Bewijsmiddelen
In het geval tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt bij het bepalen van de straf in het bijzonder het navolgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door flessen shampoo en potten melkpoeder zonder te betalen uit het Kruidvat in Rosmalen mee te nemen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom en heeft zij zich kennelijk enkel laten leiden door haar zucht naar financieel gewin zonder oog te hebben voor de gevolgen van haar handelen voor het gedupeerde winkelbedrijf. Dergelijke feiten brengen naast materiële schade ook overlast voor de gedupeerden mee. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat zij blijkens het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 3 januari 2020 voorafgaande aan het onderhavige feit meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van diefstal. Het hof acht het zorgelijk dat deze eerdere veroordelingen de verdachte er niet van hebben weerhouden wederom een soortgelijk delict te plegen.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van winkeldiefstal.
Genoemde oriëntatiepunten geven een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand als indicatie voor de op te leggen straf bij veelvuldige recidive.
Gelet op de hiervoor genoemde oriëntatiepunten acht het hof – anders dan de politierechter en de advocaat-generaal – een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, inclusief de beslissing over het beslag en met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 5 maart 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.