ECLI:NL:GHSHE:2020:1297

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
01-997519-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing en schorsing van voorlopige hechtenis in verband met coronavirus

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte, die behoort tot een risicogroep in verband met het coronavirus, heeft verzocht om opheffing of schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat de inrichting maatregelen heeft getroffen om het risico van besmetting te minimaliseren, maar oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de verdachte tot de risicogroep behoort, onvoldoende is om de voorlopige hechtenis op te heffen. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte gehoord, en heeft kennisgenomen van het dossier, waarin ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn opgenomen, waaronder eerdere contacten met politie en justitie voor soortgelijke feiten. Het hof heeft ook het gevaar voor herhaling en vluchtgevaar in overweging genomen. Ondanks de erkenning van de risicogroep van de verdachte, zijn de strafvorderlijke belangen zwaarder gewogen dan de persoonlijke belangen van de verdachte. Het hof heeft daarom het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en de beschikking van de rechtbank bevestigd. De uitspraak benadrukt dat de coronamaatregelen geen afbreuk doen aan de noodzaak van voorlopige hechtenis in dit geval.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Raadkamerappelnummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank [locatie] van [datum] , waarbij namens:

[naam verdachte]

geboren [datum] te [plaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in [detentieplaats]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank [locatie] van [datum] , bij welke beschikking het verzoek tot opheffing van de aan verdachte opgelegde voorlopige hechtenis werd afgewezen.
Het hof heeft kennis genomen van de akte rechtsmiddel waarbij namens verdachte tijdig beroep is aangetekend tegen het afgewezen verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door zijn raadsman
[naam] .
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt dat verdachte wordt verweten, kort gezegd, [strafbare feiten] .
Naar het oordeel van het hof bevat het dossier voldoende ernstige bezwaren. Daartoe verwijst het hof onder meer naar het aanvangsproces-verbaal en meer in het bijzonder naar de verklaringen van getuigen zoals verkort opgenomen op de pagina’s [nummers] van het aanvangsproces-verbaal.
Het hof stemt ook in met het gevaar voor herhaling. Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking gekomen voor soortgelijke feiten. Weliswaar is er geen sprake van een veroordeling, laat staan van een onherroepelijke veroordeling, maar kennelijk zijn er voldoende ernstige bezwaren in de zaak [naam onderzoek] dat een strafvervolging naar het oordeel van het openbaar ministerie gerechtvaardigd is. Er is kennelijk sprake van een mentaliteit bij verdachte die leidt tot gedragingen zoals die hem thans worden verweten. Dat doet ernstig vrezen voor herhaling.
Het hof stemt ook in met het vluchtgevaar. Weliswaar heeft verdachte een [gezin] , maar verdachte beschikt ook over alle gelegenheid en middelen om zich in [een ander land] te vestigen [geanonimiseerd] . Dat doet ernstig vrezen voor vlucht.
Eveneens stemt het hof in met de onderzoeksgrond. Er dient nog onderzoek plaats te vinden en dat onderzoek kan maar mag door de verdachte niet worden tegengewerkt.
Namens verdachte is voorts betoogd dat gelet op de omstandigheid dat verdachte behoort tot de risicogroep van personen met betrekking tot het coronavirus, de voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven dan wel geschorst.
Het hof overweegt als volgt.
Ten gevolge van het coronavirus zijn door de overheid volgens actuele wetenschappelijke inzichten gelegitimeerde maatregelen genomen welke maatregelen verstrekkende gevolgen hebben voor de bewegingsvrijheid. Dat geldt voor alle burgers en voor gedetineerden. De gedetineerden weten zich geconfronteerd door beperkingen in de sfeer van bezoek en verloven, en ondanks compenserende maatregelen is het hof ervan overtuigd dat ten gevolge van deze beperkingen het verblijf in een penitentiaire inrichting zwaarder is geworden.
De door de overheid genomen maatregelen bieden geen garantie voor vrijwaring van besmetting met het virus, noch zijn zij in staat om onzekerheid en angst weg te nemen. Van de burgers, waaronder ook de gedetineerden, wordt gevraagd voorlopig met die angst en onzekerheid te leven.
Naar het oordeel van het hof laat de coronacrisis en de in verband daarmee genomen maatregelen het toetsingskader van de voorlopige hechtenis onverlet. Wel zal de rechter wanneer daar expliciet verweer op wordt gevoerd, per geval dienen na te gaan of hetgeen door of namens de verdachte is aangevoerd voldoende gewicht in de schaal legt om te kiezen voor een alternatief voor de voorlopige hechtenis, bestaande uit schorsing van de voorlopige hechtenis onder algemene en zo nodig bijzondere voorwaarden.
In de onderhavige zaak is namens de verdachte onder overlegging van stukken aangevoerd dat verdachte gelet op de medische voorgeschiedenis, behoort tot de risicogroep. Verdachte is namelijk bekend met [een longziekte] . Door de overheid is erkend dat verdachte tot de risicogroep behoort. Derhalve zijn door de inrichting maatregelen getroffen om het risico van besmetting zo veel als mogelijk is tegen te gaan. De enkele omstandigheid dat verdachte behoort tot de risicogroep is naar het oordeel van het hof onvoldoende zwaarwichtig om op grond daarvan de voorlopige hechtenis op te heffen.
Gelet op het vorenstaande wijst het hof het beroep af, alsmede het verzoek de voorlopige hechtenis op te heffen.
Namens verdachte is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft in beginsel het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Dat kan anders zijn wanneer, zoals in de onderhavige zaak, er sprake is van gevaar voor herhaling, van vluchtgevaar en van het collusiegevaar. In dat geval zal de rechter, zo nodig ambtshalve, dienen na te gaan of niet ook op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze, tegemoet kan worden gekomen aan het belang dat de samenleving heeft bij voortzetting van de voorlopige hechtenis. Dat belang is in de onderhavige zaak gelegen in het verschoond blijven van een of meer strafbare feiten gepleegd door verdachte, in het voorkomen dat verdachte zich aan zijn berechting en of aan de tenuitvoerlegging van een aan hem in verband met de onderhavige strafzaak op te leggen straf en of maatregel, en in het aan het licht brengen van de waarheid. Naar het oordeel van het hof kan aan deze maatschappelijke belangen onvoldoende tegemoet worden gekomen door het stellen van algemene en bijzondere voorwaarden, te verbinden aan een schorsing van de voorlopige hechtenis. Ook een borgstelling biedt naar het oordeel van het hof onvoldoende zekerheid.
Gelet hierop zal het hof het verzoek afwijzen.
Namens verdachte is voorts betoogd dat gelet op het feit dat verdachte behoort tot de risicogroep in verband met het coronavirus, schorsing van de voorlopige hechtenis aangewezen is.
Het hof overweegt in aanvulling op hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot het coronavirus, dat de enkele omstandigheid dat verdachte behoort tot de risicogroep in verband met het coronavirus niet zodanig gewichtig is dat daardoor het persoonlijk belang zwaarder weegt dan de hiervoor vermelde strafvorderlijke belangen. Daarbij heeft het hof overwogen dat door de overheid is erkend dat verdachte tot de risicogroep behoort, dat er maatregelen zijn getroffen en dat er zo nodig verdergaande maatregelen getroffen zullen worden. Dat er geen garantie kan worden gegeven gevrijwaard te blijven van besmetting maakt dat oordeel niet anders.
Het hof wijst af het verzoek.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op [datum]
door mr. R.A.T.M. Dekkers, voorzitter, mr. A.M.G. Smit en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. S.J.H. van Beekveld, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, [datum]
Gezien d.d.
De directeur van [detentieplaats]