3.1.De rechtbank heeft in 3.1. a t/m e van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij voor haar beoordeling relevant achtte. Tegen die vaststelling zijn geen grieven gericht. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Partijen hebben op 17 november 2011 een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beslechting van hun geschil over de door [geintimeerde 1] aangevraagde bouwvergunning fase 1 en 2 voor de realisering van een loods, aangeduid als loods 4, op het perceel kadastraal bekend als Hilvarenbeek, sectie [sectie] , nummer [sectienummer 1] en [sectienummer 2] en [sectienummer 3] , plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] (hierna: het perceel).
b. In deze vaststellingsovereenkomst staat - voor zover thans van belang - vermeld:
In aanmerking nemende dat:
- de familie [geintimeerde 1] een bouwvergunning fase 1 en 2 heeft aangevraagd voor de realisering van een zestal loodsen op het perceel (…) [adres] te [plaats] ;
- de familie [appellant 1] in dit verband bezwaar en thans beroep hebben ingesteld bij de rechtbank Breda;
- partijen bij elkaar te rade zijn gegaan teneinde te onderzoeken of zij het op één of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
Verklaren te zij overeengekomen als volgt:
Artikel 1 Tekening
Aan deze overeenkomst is een tekening (bijlage 1) gehecht waarop de toekomstige situatie is weergegeven voor wat betreft de aanpassingen aan loods 4. Bijlage 1 wordt geacht deel uit te maken van de onderhavige overeenkomst.
Artikel 2 De nieuwe situatie
In de nieuwe situatie zal de schuur (loods 4) 23 meter breed en 37 meter lang worden. Hiermee wordt beoogd dat het uitzicht van de familie [appellant 1] gewaarborgd blijft. De aanpassing van de bouwaanvraag vindt plaats nadat de bouwvergunning fase 1 is verleend.
Artikel 3 Intrekking bezwaarschrift
Binnen drie dagen na ondertekening van deze overeenkomst, zal familie [appellant 1] overgaan tot schriftelijke intrekking van het door hen ingediende beroepschrift. De familie [appellant 1] behoudt het recht bezwaar te maken tegen de nieuwe bouwaanvraag indien de hierboven gemaakte afspraak niet door de familie [geintimeerde 1] wordt nagekomen.
Artikel 4 Niet nakoming
Bij het niet nakomen van de afspraken, zoals onder artikel 2 en 3 geformuleerd, wordt door de overtreder van deze artikelen terstond een opvorderbare boete verbeurd van € 250,- voor iedere dag dat de niet-nakoming voortduurt. Deze boete zal verschuldigd zijn door het enkele feit van niet-nakoming, onverminderd het recht van partijen om tegelijk nakoming van de boete en van de afspraken te verlangen. Iedere partij is verplicht zijn rechtsopvolger te bedingen dat deze ook aan bedoelde verplichtingen gebonden is.
c. [geintimeerde 1] heeft in het najaar van 2014 zijn perceel verkocht aan [koper perceel] (hierna: [koper perceel] ).
d. [koper perceel] heeft in 2015 loods 4 gebouwd conform de aangepaste vergunning, als bedoeld in artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst.
e. [appellant 1] is thans niet meer woonachtig ter plaatse.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellant 1] , na wijziging van eis in eerste aanleg:
I. voor recht te verklaren dat [geintimeerde 1] bij de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst toerekenbaar tekort is geschoten jegens [appellant 1] ;
II. [geintimeerde 1] wegens deze toerekenbare tekortkoming hoofdelijk, des dat de één heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot vergoeding van de door [appellant 1] dientengevolge geleden schade;
III. [geintimeerde 1] wegens deze toerekenbare tekortkoming hoofdelijk, des dat de één heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot vergoeding van de door [appellant 1] dientengevolge geleden schade ten bedrage van € 25.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. [geintimeerde 1] hoofdelijk, des dat de één heeft betaald de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant 1] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [appellant 1] heeft met [geintimeerde 1] een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de uitleg van [appellant 1] zijn partijen met artikel 2 van die overeenkomst overeengekomen dat op het perceelstuk van [geintimeerde 1] loods 4 mag worden gebouwd met de in artikel 2 vermelde afmetingen en dat er overigens door [geintimeerde 1] ter plaatse geen belemmeringen worden opgeworpen die in de weg staan aan een vrij uitzicht van [appellant 1] , zoals dat is vermeld op de bij de overeenkomst gevoegde tekening (bijlage 1). [geintimeerde 1] heeft deze afspraak, uitgelegd in de betekenis die daaraan volgens [appellant 1] moet worden gegeven, niet aan zijn rechtsopvolger, [koper perceel] , doorgegeven. [geintimeerde 1] is daarom tekortgeschoten in de nakoming van de op grond van artikel 4 van de overeenkomst op hem rustende verplichting. [geintimeerde 1] is gehouden de schade die het gevolg daarvan is aan [appellant 1] te vergoeden. Die schade bedraagt € 25.000,00 in verband met waardedaling van de woning van [appellant 1] doordat [koper perceel] als gevolg van de tekortkoming van [geintimeerde 1] belemmeringen ter plaatse kan opwerpen en dat ook doet.
3.2.3.[geintimeerde 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het eindvonnis van 22 augustus 2018 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant 1] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [geintimeerde 1] . Daartoe heeft de rechtbank onder andere het volgende overwogen.