6.4.[geintimeerden c.s.] hebben verweer gevoerd en hebben bij memorie van antwoord tevens vermindering eis hun vordering verminderd met € 3.422,86.
De door [appellante] aan het adres van [geintimeerde sub 1] gemaakte verwijten
6.5.1.[appellante] verwijt [geintimeerde sub 1] in het algemeen dat hij ten opzichte van haar niet heeft gehandeld als redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat. Hij is volgens haar in meerdere opzichten onzorgvuldig geweest.
Meer in het bijzonder verwijt [appellante] , zakelijk weergegeven, [geintimeerde sub 1] het volgende:
[geintimeerde sub 1] heeft haar mondeling noch schriftelijk vooraf en lopende de tijd dat hij als advocaat voor haar is opgetreden gewaarschuwd voor de procesrisico's en als zij tijdig van [geintimeerde sub 1] de juiste informatie had gekregen had zij het geschil met haar ex-man anders aangepakt en zou zijn geen schade hebben geleden;
[geintimeerde sub 1] heeft verzuimd haar tijdig te waarschuwen voor de oplopende kosten die aan de rechtsbijstand van hem waren verbonden;
[geintimeerde sub 1] heeft onnodige procedures gevoerd en heeft onjuiste vorderingen ingesteld, waardoor die vorderingen werden afgewezen en [appellante] schade leed;
door de beroepsfout van [geintimeerde sub 1] is de partneralimentatie door de rechtbank op nihil gesteld en is de kinderalimentatie sterk verlaagd. [appellante] kwam na de uitspraak van de rechtbank daardoor in een ongunstige onderhandelingspositie en heeft als gevolg daarvan financieel schade geleden;
[geintimeerde sub 1] heeft excessief gedeclareerd.
de rechtsbijstand van [geintimeerde sub 1] is door de manier waarop hij is opgetreden zonder enige zin geweest. Hij is tekort geschoten in de uitvoering van de aan hem gegeven opdracht.
[appellante] beroept zich op ontbinding van de overeenkomst en vordert alle door haar betaalde declaraties terug. Daarnaast vordert zij vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van het tekortschieten van [geintimeerde sub 1] .
6.5.2.Het hof stelt vast dat [geintimeerde sub 1] in de periode van medio april 2013 tot begin oktober 2015 voor [appellante] als advocaat werkzaam is geweest op grond van een overeenkomst van opdracht. [geintimeerde sub 1] diende als opdrachtnemer de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen en als advocaat van [appellante] te handelen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot zou hebben gedaan. Wat deze zorgplicht in het concrete geval betekende, hangt af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij wordt in het geval dat de opdrachtnemer een advocaat is mede rekening gehouden met hetgeen daarover in de Advocatenwet is bepaald en wat daarover blijkt uit de binnen de beroepsgroep tot stand gebrachte regelgeving (bijvoorbeeld de Gedragsregels) en andere normstellingen. De advocaat die zijn cliënt adviseert in het kader van een door de cliënt te nemen beslissing stelt zijn cliënt in staat goed geïnformeerd te beslissen. Of en in welke mate een advocaat de cliënt daarbij hoort te informeren over en te waarschuwen voor een bepaald risico hangt af van de omstandigheden van het geval. Van betekenis kan onder meer zijn de ernst en omvang van het betreffende risico, de mate van waarschijnlijkheid dat dit zich zal realiseren en de mate waarin de cliënt ervan heeft blijk gegeven zich al van dit risico bewust te zijn. De advocaat dient de cliënt bij het voeren van een procedure niet onnodig bloot te stellen aan voorzienbare en vermijdbare risico's.
Het hof zal in het licht van deze zorgvuldigheidsnorm de door [appellante] aan [geintimeerde sub 1] concreet gemaakte verwijten beoordelen.
6.5.3.[geintimeerden c.s.] hebben aangevoerd dat [appellante] aandrong op procederen en dat [geintimeerde sub 1] in de eerste gesprekken met [appellante] , uitdrukkelijk de risico’s van dat procederen heeft besproken. Vast staat echter dat [geintimeerde sub 1] heeft nagelaten om [appellante] tijdig
schriftelijkop duidelijke en niet mis te verstane wijze te wijzen op de risico's die verbonden waren aan de tegen [ex-echtgenoot van appellante] ondernomen procedurele stappen en op de daaraan verbonden en te verwachten kosten. Ook staat vast dat [geintimeerde sub 1] [appellante] weliswaar het sturen van declaraties op verzoek van [appellante] lange tijd achterwege heeft gelaten, maar haar tussentijds niet op de hoogte heeft gehouden van de oplopende kosten rechtsbijstand. De inhoud van de met name door [geintimeerden c.s.] overgelegde e-mailberichten doet hieraan niet af. Naar het oordeel van het hof is in zoverre sprake van het niet naleven door [geintimeerde sub 1] van de hiervoor weergegeven zorgvuldigheidsnorm en daarmee van een beroepsfout.
6.5.4.Dit betekent echter niet dat alle hiervoor door [appellante] aan het adres van [geintimeerde sub 1] gemaakte verwijten en de daarmee verband houdende grieven doel treffen en dat de vorderingen van [appellante] alsnog moeten worden toegewezen. Het hof overweegt hierover het volgende.
6.5.5.[appellante] heeft [geintimeerde sub 1] als advocaat ingeschakeld om de uitvoering van het in 2012 tussen [appellante] en haar ex-man [ex-echtgenoot van appellante] gesloten echtscheidingsconvenant in goede banen te leiden. [geintimeerde sub 1] had daarbij te maken met de inhoud van een convenant dat hij niet mede zelf had opgesteld en dat een aantal problemen (met name voor wat betreft het afdwingen van de uitvoering van de in het convenant gemaakte afspraken over het uitbetalen aan [appellante] van het bedrag aan overbedeling en het verdelen van de beide woningen) in zich had. Voor het mogelijk maken van de uitbetaling van het bedrag aan overbedeling waar [appellante] recht op had en voor de verdeling van de woningen was bijvoorbeeld medewerking van derden (in het bijzonder de bank) vereist, terwijl er geen termijn voor uitvoering van de afspraken in het convenant en ook geen niet-wijzigingsbeding waren overeengekomen. Deze aan het convenant verbonden problemen hebben, zo is gebleken in de door [geintimeerde sub 1] namens [appellante] aangespannen procedures, zo hun negatieve gevolgen voor de uitkomst van die procedures gehad. Daarbij kan het hof bij gebreke aan feitelijke informatie overigens niet vast stellen of de afspraken in het convenant op een verkeerde manier waren vorm gegeven. Onbekend is immers onder welke omstandigheden en met welke exacte bedoelingen [appellante] en haar ex-man een en ander hadden besproken en hadden afgesproken.
6.5.6.Gezien de uitgangspunten van het convenant was het starten van een kort geding, ter bevordering van de medewerking van de ex-man van [appellante] aan de uitvoering van de in het convenant vermelde afspraken, naar het oordeel van het hof, anders dan [appellante] heeft gesteld, geen evident onzinnig of overbodige advies van [geintimeerde sub 1] . Dat de voorzieningenrechter de vordering onder meer heeft afgewezen omdat hij de consequenties van toewijzing van de gevorderde voorzieningen (die verband hielden met de in het convenant gemaakte afspraken en door [ex-echtgenoot van appellante] nog af te sluiten financiering) niet kon overzien, doet hier niet aan af. De daarna gestarte bodemprocedure heeft bovendien geleid tot een deels toewijzend vonnis tegen de ex-man van [appellante] . Dat de ex-man vervolgens door problemen bij het verkrijgen van financiering van de bank niet gevolg kon geven aan de gemaakte afspraken en aan de veroordeling, is niet een omstandigheid die aan [geintimeerde sub 1] kan worden verweten.
Het hof wijst er verder op dat de ex-man van [appellante] , vrij kort nadat [appellante] [geintimeerde sub 1] als advocaat had ingeschakeld, tot betaling van een bedrag van € 100.000,00 aan [appellante] is overgegaan. Dat de inschakeling en de werkzaamheden van [geintimeerde sub 1] zonder enig nut en enige zin zouden zijn geweest, zoals door [appellante] wordt aangevoerd, kan alleen daarom al niet juist zijn.
6.5.7.Zoals gezegd staat vast dat [geintimeerde sub 1] tekort is geschoten in het
schriftelijkvooraf/tijdig informeren van [appellante] over de procesrisico's en de oplopende kosten. [appellante] heeft echter, ook na herhaald vragen tijdens de comparitie van partijen bij het hof, niet duidelijk weten te maken:
i) wat zij, als [geintimeerde sub 1] haar wel goed op de hoogte had gesteld van de procesrisico's en de (proces)kosten, anders zou hebben gedaan om haar ex-man tot nakoming van de afspraken in het convenant te bewegen en
ii) waarom die andere aanpak tot een ander, gunstiger resultaat zou hebben geleid en
iii) wat dat gunstigere resultaat dan zou zijn geweest.
Bovendien is het hof van oordeel dat uit de vele overgelegde e-mailberichten en de registratie van de verrichte werkzaamheden (zie bijvoorbeeld productie 8 bij inleidende dagvaarding) blijkt dat er wel veelvuldig telefonisch contact is geweest tussen [appellante] en [geintimeerde sub 1] en dat [geintimeerde sub 1] [appellante] wel per e-mail heeft geïnformeerd over onder meer de correspondentie met de advocaat van de wederpartij, de op te stellen processtukken en het verloop van de procedures en de keuzes die daarbij gemaakt moesten worden en ook door [appellante] in samenspraak met [geintimeerde sub 1] werden gemaakt. Er is dus geen sprake van dat [geintimeerde sub 1] [appellante] in het geheel niet heeft geïnformeerd over het verloop van de procedures en de onderhandelingen met de wederpartij.
6.5.8.Met betrekking tot de verzoekschriftprocedure tot vermindering van de partner- en kinderalimentatie die door de ex-man van [appellante] was gestart is het hof allereerst van oordeel dat, gelet op het gemotiveerde verweer van [geintimeerden c.s.] , niet vast staat dat het aan [geintimeerde sub 1] te wijten is geweest dat er bij de rechtbank geen verweer is gevoerd tegen het verzoek van de ex-man. Bovendien is na de beschikking van de rechtbank in augustus 2015 een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen [appellante] en haar ex-man. [appellante] heeft naar het oordeel van het hof niet althans onvoldoende gemotiveerd gesteld dat en op welke punten [geintimeerde sub 1] haar bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst fout zou hebben geadviseerd. Daarbij heeft [appellante] , lopende de hoger beroep procedure tegen de beschikking van de rechtbank, met bijstand van haar nieuwe advocaat (mr. De Hondt-Buijs) een nieuwe vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin [appellante] heeft afgezien van het ontvangen van alimentatie over de periode vóór 1 januari 2016. Bij de totstandkoming van deze nieuwe vaststellingsovereenkomst is [geintimeerde sub 1] betrokken geweest. Voor zover [appellante] zich door de inhoud van deze nieuwe overeenkomst benadeeld zou voelen kan zij [geintimeerde sub 1] daarvan geen verwijt maken. Zonder nadere toelichting of concrete onderbouwing, die ontbreekt, ziet het hof bovendien niet hoe [appellante] door de bijstand van [geintimeerde sub 1] in een zodanig nadelige positie zou zijn geraakt, dat zij genoodzaakt zou zijn geweest deze nadere overeenkomst te sluiten.
6.5.9.Voor wat betreft het verwijt dat [geintimeerde sub 1] excessief zou hebben gedeclareerd overweegt het hof als eerste dat [geintimeerden c.s.] in hoger beroep hun vordering hebben verminderd. De overige op- en aanmerkingen van [appellante] over de gedeclareerde werkzaamheden zijn door [geintimeerden c.s.] gemotiveerd betwist en in het licht van die gemotiveerde betwisting door [appellante] onvoldoende nader onderbouwd. Bovendien is [appellante] zonder enig voorbehoud akkoord gegaan met het aantal van 126 gedeclareerde uren (zie productie 17 inleidende dagvaarding; het e-mailbericht van [appellante] aan [geintimeerde sub 1] van 28 augustus 2015). Voor het opdragen van bewijs op dit punt acht het hof geen gronden aanwezig, daargelaten dat [appellante] op dit punt geen feiten of omstandigheden te bewijzen heeft aangeboden.
6.5.10.Het hof is van oordeel dat de hiervoor in r.o. 6.5.3. vastgestelde tekortkoming van [geintimeerde sub 1] gelet op alle hiervoor besproken overwegingen en omstandigheden van het geval zo'n geringe betekenis heeft, dat die tekortkoming de ontbinding van de overeenkomst tussen [geintimeerde sub 1] en [appellante] niet rechtvaardigt. Er bestaat dan ook geen grond voor toewijzing van de vordering van [appellante] die ziet op terugbetaling van de al betaalde declaraties van [geintimeerde sub 1] .
Wat hiervoor is overwogen leidt verder tot het oordeel dat ook de vordering tot vergoeding van (alimentatie)schade zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
6.6.1.[appellante] heeft in verband met grief X aangevoerd dat [geintimeerde sub 1] , anders dan zijn eigen werkzaamheden, geen kosten heeft moeten maken die te gelden hebben als buitengerechtelijke kosten. [geintimeerde sub 1] heeft geen incassobureau of deurwaarder ingeschakeld om de openstaande declaraties te innen en eigen werkzaamheden van [geintimeerde sub 1] komen niet voor vergoeding in aanmerking, aldus [appellante] . De vordering van deze kosten moet volgens haar dan ook worden afgewezen.
6.6.2.Het hof is van oordeel dat ook eventuele door [geintimeerde sub 1] zelf gemaakte buitengerechtelijke kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen. [geintimeerden c.s.] hebben echter nagelaten om het bedrag van de gevorderde kosten (€ 1.045,00 exclusief BTW) goed te onderbouwen. Dit betekent dat de grief in beginsel slaagt. Omdat het vonnis waartegen beroep is ingesteld, anders dan in r.o. 4.11. van dat vonnis was aangekondigd, in het dictum geen veroordeling tot betaling van die buitengerechtelijke kosten inhoudt, hoeft het vonnis op dit punt echter niet te worden vernietigd.