Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
gedeeldworden. Wanneer wordt uitgegaan van de getaxeerde waardes, heeft in het geval van [appellante] te gelden dat indien zij de woning indertijd voor de marktwaarde had gekocht (€ 179.000,00) en drie jaar later voor de marktwaarde (€ 161.000,00) had verkocht, zij een verlies van € 18.000,00 zou hebben geleden, terwijl dat verlies nu is beperkt tot ruim € 14.000,00. Het beding werkt aldus matigend. Dat het beding niet beschermt tegen het algemene risico van een dalende woningmarkt waaraan iedere koper van een woning blootstaat, kan niet aan de verkoper worden tegengeworpen. Van een risicovol product is aldus geen sprake. Onvoldoende is gebleken dat het bij verkoop beschikbare informatiemateriaal ontoereikend was. Voor zover [appellante] stelt dat zij die informatie voorafgaand aan de koop niet heeft ontvangen, heeft te gelden dat voor haar van meet af aan duidelijk moet zijn geweest dat het ging om een bijzondere regeling. Het lag op haar weg zich behoorlijk te informeren, met name ook omdat het informeren niet zonder meer behoort tot de kern van de koopovereenkomst, zoals dat bijvoorbeeld bij een overeenkomst tot het verstrekken van advies wel het geval kan zijn. Het schenden van de informatieplicht is bij een koopovereenkomst in beginsel alleen relevant in het kader van de vraag of er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen. Daar moet in deze zaak van worden uitgegaan, nu het beroep op dwaling is verjaard. Als er een overeenkomst is gesloten, kunnen onvolledige inlichtingen er hooguit toe leiden dat iets geen deel is gaan uitmaken van de overeenkomst omdat partijen het daar niet over gehad hebben. In die zin is ook het oordeel van de rechtbank te begrijpen omtrent de vraag of de korting van 10% bij terugverkoop deel uitmaakt van de overeenkomst. Daar waar [appellante] in hoger beroep uitdrukkelijk stelt dat zij dit niet aan haar vordering ten grondslag legt, behoeft deze kwestie geen verdere bespreking. Hetgeen [appellante] in haar eerste, tweede en vierde grief stelt over de inlichtingenverplichting kan niet leiden tot de conclusie dat [de Woningbouwvereniging] is tekortgeschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. [de Woningbouwvereniging] heeft de terugverkoopprijs berekend overeenkomstig de overeengekomen Koopgarantbepalingen, zodat in die zin geen sprake is van een tekortkoming. In zoverre falen de grieven 1, 2 en 4 dan ook.