Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/323699/HA ZA 17-494)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte overlegging productie 10 van 11 februari 2019;
- de bij brief van 21 januari 2020 toegezonden vertaling van productie 10 die [appellanten c.s.] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
“Gegevens verzekeringnemer(…)Beroep : [ingevuld is:] Manager restaurant(…)Verzekeringskosten(…)De koopsom of premie is afkomstig uit:[aangekruist is:] Looninkomsten(…)Doel van de verzekering(…)Bij een verzekerd bedrag van € 250.000,- of hoger en/of indien de verzekering niet verpand wordt aan uw hypotheek, vragen wij u hieronder een financiële onderbouwing te geven.Uw jaarlijkse salaris of inkomen over de afgelopen 2 jaren.Jaar: [ingevuld is] 2012 -> € 45.000 bruto p.j.Jaar: [ingevuld is] 2013 -> € 47.000 bruto p.j.Beschrijf hoe de hoogte van het verzekerde kapitaal is berekend:[ingevuld is] Het is meer bedoeld voor de financiële zekerheid van nabestaanden. Het is globaal genomen bedrag mocht ik komen te overlijden, wil ik dat zij verder kunnen studeren…(…)Slotverklaring en ondertekeningHierbij verzoek ik de aanvraag voor de verzekering in behandeling te nemen. Door ondertekening van dit aanvraagformulier verklaren verzekeringnemer (…) data.) Alle in dit formulier gestelde vragen naar waarheid en volledig zijn beantwoord.b.) Zij zich ervan bewust zijn dat, wanneer de verstrekte informatie onjuist en/of onvolledig is, de verzekeraar het recht heeft om de verzekeringsovereenkomst per direct op te zeggen en/of conform artikel 7:930 van het Burgerlijk Wetboek betaling van de uitkeringen te weigeren.(…)”
“(…)U heeft ons namens de nabestaanden gevraagd om het verzekerde bedrag uit te keren van de [de vennootschap] Personal Overlijdensrisicoverzekering met polisnummer [polisnummer] vanwege het overlijden van de heer [de ex-man van appellante] . Op 6 juli 2016 hebben wij u een brief gestuurd waarin we hebben aangegeven dat de claim op basis van de ons beschikbare informatie niet kan worden toegekend. Wij hebben u echter tot en met 27 juli 2016 in de gelegenheid gesteld om informatie aan te leveren waaruit blijkt dat de heer [de ex-man van appellante] in 2014 werkzaam was als manager van een restaurant en hij in 2012, 2013 en 2014 een legaal inkomen had van ca. € 45.000,-/€ 47.000,- bruto per jaar (zoals hij heeft aangegeven op het aanvraagformulier). Wij hebben deze informatie niet ontvangen. Wij moeten u dan ook mededelen dat de claim wordt afgewezen.De reden hiervoor is dat de heer [de ex-man van appellante] de mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekering heeft geschonden. Hij heeft op het aanvraagformulier aangegeven dat hij van beroep ‘manager restaurant’ is. Op de vraag naar zijn jaarlijks salaris of inkomen over de afgelopen 2 jaren heeft hij aangegeven dat hij in 2012 € 45.000,- bruto heeft verdiend en in 2013 € 47.000,- bruto per jaar.Uit diverse berichten in de media blijkt dat de heer [de ex-man van appellante] geen legaal inkomen had, maar door criminele activiteiten in zijn levensonderhoud voorzag. Het feit dat u geen informatie heeft aangeleverd waaruit anders blijkt, bevestigt dit standpunt. Dat betekent dat de heer [de ex-man van appellante] de vragen op het aanvraagformulier niet naar waarheid heeft beantwoord.Gezien het voorgaande is er feitelijk en juridisch bezien niet voldaan aan de mededelingsplicht van de verzekeringnemer die is opgenomen in artikel 7:928 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en in artikel 2.1 van de polisvoorwaarden QL ORV 12-2013. De mogelijke gevolgen van schending van de mededelingsplicht zijn:- Indien wij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zouden hebben gesloten, wordt er in het geheel geen uitkering verleend.- Indien wij bij kennis van de ware stand van zaken andere voorwaarden hadden gesteld, dan is slechts een uitkering verschuldigd als waren deze voorwaarden in de overeenkomst opgenomen.- Indien wij bij kennis van de ware stand van zaken een hogere premie zouden hebben bedongen, of de verzekering tot een lager bedrag zouden hebben afgesloten wordt de uitkering verminderd naar evenredigheid van hetgeen de premie meer of de verzekerde som minder zou hebben bedragen.- Indien is gehandeld met het opzet om ons te misleiden, wordt er in het geheel geen uitkering verleend.Bij kennis van de ware stand van zaken hadden wij de verzekering niet geaccepteerd. Bovendien is er sprake van opzet om ons te misleiden, want de heer [de ex-man van appellante] wist dat hij niet zou worden geaccepteerd als hij de juiste informatie zou vermelden en heeft zich om die reden voorgedaan als manager van een restaurant met een modaal inkomen.Aangezien er niet is voldaan aan de mededelingsplicht en wij bij de ware stand van zaken geen verzekering zouden hebben gesloten alsmede dat er sprake is van opzet tot misleiding, hebben de nabestaanden van de heer [de ex-man van appellante] geen recht op een uitkering op grond van deze verzekering. Dit volgt uit de artikelen 7:930 lid 1 jo. lid 4 en 5 BW en artikel 2.4 van de polisvoorwaarden. De claim wordt dus afgewezen. Het spijt ons dat we u niet anders kunnen berichten en wensen de nabestaanden veel sterkte.(…)”.
“Geachte mevrouw [personeelslid van de vennootschap] ,(…)Ik heb op 16 november 2016 van de OVJ in het strafrechtelijk onderzoek contra [de ex-man van appellante] , toestemming gekregen op grond van art. 19 WPG, om relevante informatie met u te delen.Ik heb vandaag onderzoek gedaan naar inkomen en vermogen van [de ex-man van appellante] (…).Over genoemd tijdvak vanaf 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017 komen geen gegevens over inkomen en of vermogen van [de ex-man van appellante] voor in de systemen van de Belastingdienst. Ook staat niets vermeld over ondernemingen, deelnemingen, bezit van vastgoed etc. in de systemen. (inkomen/vermogen) [de ex-man van appellante] heeft ook geen teruggaven van de Belastingdienst ontvangen, zoals gebruikelijk is, bijv zorgtoeslag, kindertoeslag etc. (inkomen)
(i) [de ex-man van appellante] was gedetineerd tot 23 april 2014 en was daarna zonder vaste woon- of verblijfplaats en dus ook ten tijde van het invullen van het aanvraagformulier op 14 mei 2014;