Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Vion IM&T B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
Vion N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5135349 / 16/6476)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte uitlaten producties van Vion;
- de antwoordakte van Achmea.
3.De beoordeling
“(…) De aanvullende premies vervallen als u ter vervanging van het huidige Solidair Pensioen een uitvoeringsovereenkomst met een looptijd van 5 jaar voor een ander collectief pensioenproduct afsluit bij Achmea (…)”
tenzij (…)
“Aanvang, duur en beëindiging”en luidt als volgt:
dezeuitvoeringsovereenkomst. Zij heeft niet toegelicht welke andere consequenties de wijze van beëindiging van deze uitvoeringsovereenkomst heeft of kan hebben. Het hof is van oordeel dat uit de artikelen 15 en 16 van de uitvoeringsovereenkomst, in onderling verband gelezen, duidelijk blijkt dat het de bedoeling van partijen was dat Vion na 31 december 2018 niet meer de aanvullende premie hoefde te betalen wanneer zij dan nog steeds een uitvoeringsovereenkomst had met Achmea en dat, hoe eerder die uitvoeringsovereenkomst zou eindigen, hoe hoger het bedrag zou zijn dat zij aan aanvullende premie zou moeten voldoen.
haarzijn gedaan, maar namens of jegens
SPS. Het gaat daarbij slechts om communicatie die de juistheid van het standpunt van Achmea zou kunnen ondersteunen; niet om communicatie waaruit de juistheid van het verweer van Vion blijkt. Die communicatie kan daarom verder onbesproken blijven.
Een handelsovereenkomst is voor zover het de rentecategorie betreft een overeenkomst om baat tussen rechtspersonen.Volgens Vion kan de uitvoeringsovereenkomst niet worden gekwalificeerd als een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW.