Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
8.Het verdere procesverloop
- voormelde tussenarresten;
- de memorie van [de vennootschap 2] ;
- de memorie van [de vennootschap 1] .
9.De nadere beoordeling
ter beoordeling
ter beoordeling
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de beëindiging van overeenkomsten, geheimhouding, en concurrentie- en relatiebedingen. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van het hof van 5 maart 2019 en 28 mei 2019, en betreft een geschil tussen twee vennootschappen, aangeduid als [de vennootschap 1] en [de vennootschap 2]. De appellante, [de vennootschap 1], heeft in principaal appel geprocedeerd tegen [de vennootschap 2], die in incidenteel appel is gegaan. De advocaten van beide partijen zijn mr. R. Bressers en mr. J.M. Pals.
De kern van het geschil draait om de vorderingen van beide vennootschappen, waarbij [de vennootschap 2] vorderingen heeft ingediend die onder andere betrekking hebben op het verkrijgen van informatie over klanten en omzet, en de naleving van bepaalde artikelen uit het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft in eerdere tussenarresten een deskundige benoemd om vragen te beantwoorden, maar het onderzoek heeft niet plaatsgevonden omdat [de vennootschap 1] haar deel van het voorschot niet heeft voldaan.
In de nadere beoordeling heeft het hof de vorderingen van beide partijen op een rij gezet en geconcludeerd dat de vorderingen van [de vennootschap 2] voor een deel toewijsbaar zijn, terwijl andere vorderingen aanhouden. Het hof heeft [de vennootschap 1] bevolen om gegevens in het geding te brengen die nodig zijn voor de beantwoording van de vragen die aan de deskundige zijn voorgelegd. Het hof heeft ook een raadsheer-commissaris benoemd om de uitvoering van het arrest te begeleiden. De uitspraak is gedaan op 14 april 2020, waarbij het hof het bestreden vonnis heeft bekrachtigd voor zover het betreft de vorderingen a. en b. van [de vennootschap 2].