Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
rechtbankheeft overwogen dat de man ter zitting (in eerste aanleg) heeft verklaard dat hij 35 uur per week werkzaam is bij [bedrijf 1] en 5 uur per week bij [holding] Holding BV. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de man heeft verklaard dat het salaris van de man uit [holding] Holding BV niet hoger wordt, omdat dan het gelegde loonbeslag door ABN AMRO bank wordt verhoogd. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de man heeft verklaard dat [bedrijf 1] een managementfee van € 75.000,-- per jaar aan [holding] Holding BV betaalt.
vrouwkomt met grief 1 op tegen voornoemd oordeel van de rechtbank. Volgens haar moet naast het door de rechtbank gehanteerde inkomen uit dienstverband bij [holding] Holding BV uit worden gegaan van een “netto inkomen” van € 200.000,-- per jaar. Zij stelt ter toelichting het navolgende.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren. De man is als directeur werkzaam voor [bedrijf 1] . Hij wordt door zijn werkgever, thans [holding] Holding BV (voorheen Aannemersbedrijf [BV] BV), uitgeleend aan [bedrijf 1] . [holding] Holding BV ontvangt ter zake van deze werkzaamheden een fee. De moeder van de man is directeur-grootaandeelhouder (dga) van [holding] Holding BV. De man werkt gemiddeld 35 uur per week voor [bedrijf 1] en 5 uur voor [holding] Holding BV. De man handhaaft zijn standpunt dat de werkzaamheden voor [bedrijf 1] en [holding] Holding BV in redelijkheid kunnen worden gewaardeerd op € 100.000,-- per jaar.
hofoverweegt als volgt.
hofhoudt, nu dat tussen partijen in hoger beroep niet in geschil is, evenals de rechtbank rekening met een bedrag aan aflossing op de hypotheekschuld bij de ABN AMRO bank van € 275,-- per maand.
rechtbankheeft rekening gehouden met een aflossing op de rekening-courantschuld aan [holding] Holding BV van € 130,-- per maand.
vrouwkomt met grief 2 op tegen voornoemd oordeel. Volgens de vrouw dient met deze schuld geen rekening te worden gehouden. Zij brengt ter toelichting het volgende naar voren.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren. De man lost af op huwelijkse schulden. Beide partijen zijn debet aan de ontstane situatie. Zij hebben hun bestedingspatroon niet aangepast en op veel te grote voet geleefd. De gelden zijn aangewend ten behoeve van de kosten van de huishouding. Er zijn tijdens het huwelijk keuzes gemaakt, waar de vrouw zeer wel mee bekend was. De gevolgen van die keuzes kan de vrouw nu niet volledig op de man afschuiven. Het is bovendien maar de vraag of, wanneer de man een hoger inkomen had ontvangen, hij dit had kunnen aanwenden voor de aflossing van deze schuld. Er lag immers loonbeslag. Daarnaast was er het bestedingspatroon van partijen. Ook dan had er nog steeds geld geleend moeten worden. De schulden zouden nauwelijks lager zijn geworden, gelet op de aanzienlijke rente. De man ontkent dat hij zich op verrekening kan beroepen. De man heeft geen vordering op [holding] Holding BV. Zijn moeder heeft geen voordeel behaald. De moeder heeft tot en met juni 2018 € 250.460,-- uitgekeerd, waarvan de rechtbank maar een bedrag van € 91.709,92 als lening heeft willen bestempelen.
hofoverweegt als volgt.
manstelt onder grief 2 dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met enig bedrag aan aflossing op de schuld bij de moeder van de man. Ter toelichting voert de man het volgende aan.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
hofhet draagkrachtloos inkomen van de man verhogen met voormelde bedragen van € 275,-- en € 130,-- per maand. De draagkracht van de man bedraagt dan 70% x [€ 4.559,-- - (0,3 x NBI + € 950,-- + € 405,--)] = € 1.285,-- per maand.
rechtbankheeft overwogen dat, gelet op de werkervaring van de vrouw en de leeftijd van de kinderen, de vrouw gemiddeld 28 uur per week kan werken. De rechtbank is uitgegaan van het wettelijk minimumloon van € 10,36 bruto per uur, te vermeerderen met de gebruikelijke vakantietoeslag. Voorts is rekening gehouden met de van toepassing zijnde heffingskortingen (algemene heffingskorting, arbeidskorting) en de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Daarnaast is rekening gehouden met het kindgebonden budget waarvoor de vrouw in aanmerking kan komen met voornoemd inkomen. Aan de hand van deze uitgangspunten heeft de rechtbank het NBI van de vrouw becijferd op € 1.719,-- per maand.
mankomt met grief 1 op tegen voornoemd oordeel. Hij stelt ter toelichting het volgende. De vrouw heeft inmiddels werk gevonden. Zij zou werkzaam zijn in de thuiszorg. Het is onbekend welk inkomen de vrouw genereert. De vrouw dient financiële bescheiden over te leggen. Indien de vrouw in werkelijkheid een hoger inkomen heeft, dan dient daarmee rekening te worden gehouden.
vrouwvoert verweer. De vrouw is inderdaad een aantal dagdelen per week werkzaam. Zij becijfert haar NBI op € 2.324,-- per maand en haar draagkracht op € 456,-- per maand.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft rekening gehouden met een zorgkorting van 25%.
vrouwkomt met grief 3 op tegen voornoemd oordeel. Volgens de vrouw zijn de kinderen gemiddeld één dag per week bij de man, zodat de zorgkorting 15% bedraagt.
manvoert verweer. Volgens de man verblijven de kinderen 87 dagen per jaar bij de man, omgerekend 1,7 dagen per week. Dan is een zorgkorting van 25% gerechtvaardigd.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft het totale NBI van partijen begroot op € 8.383,-- per maand in 2017 (de uitgaven van € 5.250,-- per maand, de huurlast van € 1.333,-- per maand en € 1.250,-- per maand (€ 15.000,-- per jaar) voor vakanties, grote uitgaven, inrichting huis en etentjes).
manstelt onder grief 4 de hoogte van de huwelijks gerelateerde behoefte ter discussie.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft de aanvullende behoefte van de vrouw becijferd op € 2.789,-- netto per maand.
mankomt met grief 5 op tegen voornoemd oordeel. Hij verwijst naar hetgeen hij in het kader van de kinderalimentatie over het inkomen van de vrouw heeft opgemerkt (zie rov. 5.10.)
vrouwverwijst voor haar verweer ook naar hetgeen zij daarover in het kader van de kinderalimentatie heeft opgemerkt (zie rov. 5.10.)
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft geoordeeld dat partijen gehouden zijn om met elkaar te verrekenen overeenkomstig het bepaalde in art. 6 van de huwelijkse voorwaarden nu het negatief vermogen niet door toedoen van de man is ontstaan. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de vrouw haar stelling dat het faillissement door toedoen van de man is ontstaan niet nader onderbouwt, terwijl ter zitting door de man voldoende is toegelicht dat de opdrachten voor zijn bouwbedrijf terugliepen als gevolg van de economische crisis. Ook de stelling dat de man opzettelijk is gestopt met het betalen van de hypothecaire lasten is door de vrouw onvoldoende onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man ter zitting voldoende toegelicht dat hij als gevolg van het faillissement, de daaropvolgende werkloosheid en een tijdelijke arbeidsongeschiktheid in verband met een hernia, niet meer in staat was om de hypothecaire lasten te voldoen.
vrouwkomt met grief 7 op tegen voornoemd oordeel. Zij voert ter toelichting het volgende aan.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
- ten onrechte geïnde huurpenningen van het bedrijfspand naast de woning over de periode 1 oktober 2014 tot en met 1 maart 2016 van in totaal € 61.710,-- (productie 9 bij het verweerschrift op zelfstandig verzoek van de man);
- huurpenningen van € 1.333,33 per maand;
rechtbankheeft in rov. 3.54 aangenomen dat het paard gemeenschappelijk eigendom is van partijen. De rechtbank heeft de waarde van het paard op de peildatum in redelijkheid begroot op €10.000,--. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat partijen in onderling overleg moeten regelen aan wie het paard wordt toegedeeld.
vrouwhet volgende aan.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.