Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hof: verdachte), welke man tegen de politie zei dat de ruziemaker achter in zijn tuin zat. De man zei tegen de politie dat de bewoner van [adres aangever] met iedereen in de buurt ruzie had. Hij vertelde dat hij op de [adres verdachte] woonde in Sleeuwijk en dat zijn vrouw de meldster was.
hof: nadat verbalisant [verbalisant I] de verdachte eerder had gevorderd zich met zijn stoel bij [aangever] te verwijderen), te weten dat [aangever] op hem af kwam gevlogen en dat hij niet anders kon doen dan slaan, verdachte evenmin een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte, die zich op een parkeerplaats bevond, zich in dat geval niet uit de voeten had kunnen maken in plaats van te slaan/stompen. Dat hij dat door zijn rugproblemen niet zou kunnen acht het hof niet aannemelijk geworden, nu verdachte die dag ook kon fietsen, met een emmer water kon sjouwen en gooien en met een stoel kon sjouwen.
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
first offenderen zal de gevolgen bovendien voelen in de hoogte van de vordering van de benadeelde partij. Bij de strafoplegging dient ook rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, aldus de verdediging.
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
€ 11.278,91 (elfduizend tweehonderdachtenzeventig euro en eenennegentig cent) bestaande uit € 1.278,91 (duizend tweehonderdachtenzeventig euro en eenennegentig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 11.278,91 (elfduizend tweehonderdachtenzeventig euro en eenennegentig cent) bestaande uit € 1.278,91 (duizend tweehonderdachtenzeventig euro en eenennegentig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
op 91 (eenennegentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.