In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [het autobedrijf] naar aanleiding van een geschil over de aankoop van een tweedehands auto. [appellant] heeft op 18 november 2017 een Alfa Romeo Brera gekocht voor € 8.400,00. Na de aankoop bleek de auto gebreken te vertonen, waaronder een melding op het dashboard dat de motor gecontroleerd moest worden. Ondanks herhaalde verzoeken om de gebreken te verhelpen, heeft [het autobedrijf] hier geen gehoor aan gegeven. [appellant] heeft vervolgens zelf reparaties laten uitvoeren en heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld om de kosten van deze reparaties vergoed te krijgen. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.
In het hoger beroep heeft [appellant] zijn grieven uiteengezet en verzocht om vernietiging van het eerdere vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat [het autobedrijf] in hoger beroep verstek heeft laten verlenen. Hierdoor zijn de grieven van [appellant] niet betwist en heeft het hof de vordering van [appellant] toegewezen. Het hof oordeelde dat de auto niet voldeed aan de koopovereenkomst en dat [het autobedrijf] in gebreke was gebleven om de gebreken te verhelpen. Het hof heeft de vordering van [appellant] tot vergoeding van de reparatiekosten en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, evenals de proceskosten van beide instanties.
De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en legt [het autobedrijf] de verplichting op om aan [appellant] te betalen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Dit arrest is gewezen door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken op 7 april 2020.