[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte]
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in diens vordering - strekkende tot vergoeding van geleden materiële schade tot een bedrag van € 11.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente - omdat de politierechter de verdachte heeft vrijgesproken. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in hoger beroep schriftelijk gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij de vordering mondeling ingetrokken. Deze vordering is in hoger beroep derhalve niet meer aan de orde.
De benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hebben hun vordering in hoger beroep gehandhaafd. De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft dat niet gedaan, zodat deze vordering derhalve in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en, te dien aanzien, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de politierechter van – kort gezegd – de ten laste gelegde oplichtingen van de navolgende personen: [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 5] . Het hof is van oordeel dat dit beschermde vrijspraken zijn.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
hij (telkens) in of omstreeks de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Ommen en/of te Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Explorer II 216570, serienummer [serienummer] ) en/of,
- [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Date Just [serienummer 2] ),
althans (telkens) voornoemde perso(o)n(en) heeft bewogen tot afgifte van enig(e) goed(eren),
door zich voor te doen als bonafide koper van dat/die horloge('s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde perso(o)n(en) en/of,
- een nep/valse betalingsapp heeft/hebben opgemaakt en/of,
- die nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en/of,
- een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en/of zijn mededader(s), te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en/of in die betalingsapp en/of,
- een vals en/of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en/of,
- ( vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde perso(o)n(en) en/of,
- ( vervolgens) in die nep/ valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (respectievelijk 5.050,00 euro en/of 2.500,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en/of,
- ( vervolgens) die genoemde perso(o)n(en) heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse en/of niet bestaande rekening
waardoor voornoemde [benadeelde 4] en/of [benadeelde 3] telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde oplichting van [benadeelde 3] .
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van medeplegen van oplichting van [benadeelde 3] . Daartoe heeft hij – op gronden als in de pleitnota weergegeven – kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte niet bij het oplichten van aangever [benadeelde 3] betrokken is geweest.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de inhoud van het procesdossier volgt dat in de periode van 24 juli 2016 tot en met 1 juli 2016 verschillende personen zijn opgelicht - waaronder aangever [benadeelde 3] - toen zij hun dure merkhorloge via Marktplaats wilden verkopen, doordat de ‘kopers’ gebruik maakten van een valse ING-betalingsapp.
Aangever [benadeelde 3] heeft na voormelde oplichting via Facebook contact gezocht met medeslachtoffers en kwam zo in contact met aangeefster [benadeelde 2] . Samen besloten zij opnieuw een Rolex op Marktplaats aan te bieden. Op deze advertentie werd door wederom door [naam A] gereageerd. Er werd een afspraak gemaakt en op 17 juli 2016 om 21:30 uur is aangever [benadeelde 3] samen met onder meer aangeefster [benadeelde 2] in zijn bedrijfspand te Etten-Leur zodat deze ‘verkoop’ plaats zou kunnen vinden. Er meldde zich een jongeman die aangaf namens zijn broer te zijn gekomen (politiedossier p. 131-132).
Aangever [benadeelde 3] verklaart hierover bij de politie “Toen wij de kantine ingelopen kwamen, zag ik een man zitten. Dit was niet dezelfde man die mij vorige keer had opgelicht.” (politiedossier p.136). Ook aangeefster [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij haar man en [naam B] (
het hof begrijpt: aangever [benadeelde 3]) heeft verteld dat [naam A] in de kantine zit en dat hij er niet uitzag als de vorige keer (politiedossier p. 142).
Gelet op de bovenstaande verklaringen kan uit de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen onvoldoende worden afgeleid dat sprake is van betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde oplichting van aangever [benadeelde 3] op 29 juni 2016. Anders dan de advocaat-generaal, maar met de verdediging is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte bij gebreke aan voldoende wettig en overtuigend bewijs van het ten laste gelegde medeplegen van oplichting van [benadeelde 3] dient te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer (onbekend gebleven) anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen,
- [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van een horloge (Rolex Explorer II 216570, serienummer [serienummer] )
door zich voor te doen als bonafide koper van dat horloge, waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s),
- onder een valse naam contact heeft/hebben opgenomen met die voornoemde persoon en,
- een nep/valse betalingsapp heeft/hebben geïnstalleerd op zijn/hun telefoon en,
- een valse, althans een andere dan de naam van verdachte en zijn mededader(s), te weten [naam 1] heeft/hebben gebruikt ten tijde van de koop en/of in die betalingsapp en,
- een vals en/of niet bestaand rekeningnummer heeft/hebben gebruikt in die app en,
- ( vervolgens) die nep/valse betalingsapp heeft/hebben getoond aan die voornoemde persoon en,
- ( vervolgens) in die nep/ valse betalingsapp het verschuldigde bedrag (5.050,00 euro) heeft/hebben ingevoerd en,
- ( vervolgens) die genoemde persoon heeft/hebben getoond dat het verschuldigde bedrag werd afgeschreven van de valse en/of niet bestaande rekening
waardoor voornoemde [benadeelde 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
I.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij – op gronden als in de pleitnota weergegeven – kort gezegd, primair bepleit dat er geen betrouwbare herkenning van de verdachte heeft plaatsgevonden en subsidiair – indien het hof van oordeel is dat er wel een betrouwbare herkenning heeft plaatsgevonden – bepleit dat er geen sprake is van medeplegen van oplichting door de verdachte, nu de verdachte enkel de chauffeur van de bij de oplichting gebruikte BMW is geweest.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De enkele omstandigheid dat een herkenning heeft plaatsgevonden op basis van een door aangever [benadeelde 3] aan aangever [benadeelde 4] gemailde foto, leidt er niet toe dat het daaruit verkregen bewijs reeds om die reden buiten beschouwing dient te worden gelaten. Dat neemt echter niet weg dat die herkenning met behoedzaamheid op haar betrouwbaarheid dient te worden getoetst voordat deze tot bewijs kan worden gebezigd.
In dat verband heeft te gelden dat uit het proces-verbaal van bevindingen (politiedossier p. 28) volgt dat aangever [benadeelde 4] , toen hem een foto van de verdachte werd toegezonden, hem met 100% zekerheid heeft herkend als de bestuurder van de personenauto die is gebruikt bij de oplichting.
Op 11 juni 2018 is aangever [benadeelde 4] door de rechter-commissaris gehoord en heeft hij verklaard: “
Ik zag 2 personen in een BMW-X. Een donkere auto. Die de transactie deed was een dikke, forse blonde man met uitslag op de arm, ik denk dat hij psoriasis had. Die nam het horloge in ontvangst en die liet zien dat er betaald was met een app. Hij was de bijrijder. De chauffeur was een getinte jongen, die had een zwart petje op, en die bleef in de auto. Die kon ik zo aankijken. Die bestuurder zat op ongeveer 3 meter van mij vandaan. Die moest controleren of het horloge echt was. Ik zag hem door het zijraam. Dat raam was dicht. Ik denk dat het rond 15:00-15:30 uur was. Het was licht, en het was droog.
U vraagt mij om die jongen met de pet verder te omschrijven.
Hij was jong. Ik denk 27 a 28 jaar oud. Die controleerde het horloge. Hij zei dat het goed
was. Die hebben daar na de transactie nog even gestaan want ze kregen de auto niet aan de praat. Ze hebben er nog zo’n 5 minuten gestaan. De transactie duurde in totaal 20 minuten.”.
Aangever [benadeelde 4] heeft met redenen omkleed verklaard dat hij de chauffeur van zeer korte afstand goed heeft kunnen waarnemen, hem heeft aangekeken vanaf een afstand van ongeveer 3 meter, bij goed zicht door het zijraam van de auto waarin, naar het hof begrijpt, de verdachte op de bestuurdersstoel zat. [benadeelde 4] heeft vervolgens een gedetailleerd signalement gegeven omtrent de leeftijd, uiterlijk en kleding van de dader, welk signalement overeenkomt met dat van de verdachte. Met betrekking tot de herkenning zelf geldt dat [benadeelde 4] , toen hem enkele dagen na het feit een foto van de verdachte werd getoond door aangever [benadeelde 3] , hij deze voor 100% heeft herkend als de door hem omschreven chauffeur.
Op grond daarvan is het hof van oordeel dat de gewraakte herkenning als betrouwbaar dient te worden aangemerkt. Het hof bezigt die dan ook tot het bewijs.
Het hof overweegt ten aanzien van het verweer over medeplegen het volgende.
Uit het voorhanden zijnde dossier volgt dat er in de periode van 24 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 in totaal vijf personen voor forse bedragen zijn opgelicht bij de verkoop van hun dure merkhorloges via Marktplaats (pagina’s 07, 31-35 politiedossier). Daarbij is door de ‘koper(s)’ telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp (pagina’s 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Uit het procesdossier volgt dat er sprake is van een samenwerkingsverband van wisselende personen die tot oogmerk hebben om Rolex- cq. Cartier-horlogebezitters op te lichten. Hierbij is gebruik gemaakt van eenzelfde modus operandi: de daders hebben telkens contact gezocht met de verkopers van dure horloges met gebruikmaking van een valse naam en hebben zich gelegitimeerd met een valse legitimatie (pagina’s 31-35, 80-81, 89, 98, 101-102, 111-112 politiedossier). Zij hebben bij de betaling telkens gebruik gemaakt van een valse ING-betalingsapp die geïnstalleerd was op een Samsung S5 (pagina’s 34-35, 85 politiedossier), waarbij met rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 1] geld overgemaakt zou worden naar de verkoper (pagina’s 81, 83-85, 102, 118, 134 politiedossier). Het geld werd echter nooit gestort op de rekening van de verkopers. Ook is telkens door de daders gebruik gemaakt van een gehuurde BMW X5 met kenteken [kenteken] (pagina’s 69-70, 80-81, 90, 98, 101-102, 112 politiedossier), waarvan de verdachte ten minste éénmaal de bestuurder is geweest. Daarnaast heeft de verdachte bij de verkoop door aangever [benadeelde 4] de Rolex gecontroleerd voordat over werd gegaan tot het gebruik van de valse ING-app door zijn medeverdachte. Naar het oordeel van het hof is er sprake van een professionele werkwijze, gelet op de voorbereidingen en de identieke wijze van handelen door de verdachten. Gelet op de voormelde werkwijze staat voor het hof vast dat alle deelnemers aan het samenwerkingsverband op de hoogte waren van deze handelwijze en is de verdachte naar het oordeel van het hof één van de deelnemers aan dit samenwerkingsverband. Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: