ECLI:NL:GHSHE:2020:1163

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
200.255.620_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en bewijsvermoeden bij afwikkeling huwelijkse voorwaarden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een geschil tussen een man en een vrouw over de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.G. Bisscheroux, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.P.H. Stoelhorst, zijn in een juridische strijd verwikkeld die voortvloeit uit eerdere vonnissen van de rechtbank Limburg. De zaak draait om de vraag of de man zijn verplichtingen uit de huwelijkse voorwaarden is nagekomen, met name met betrekking tot een periodiek verrekenbeding en de waarde van aandelen in een besloten vennootschap. De vrouw heeft bezwaar gemaakt tegen de stukken die de man in depot heeft gegeven, en stelt dat dit haar procespositie schaadt. Het hof heeft in een tussenarrest van 7 mei 2019 een comparitie van partijen gelast, waarna de procedure verder is verlopen met diverse journaalberichten en verzoeken van beide advocaten. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de man een afschrift van de in depot gegeven stukken aan de advocaat van de vrouw moet verstrekken, zodat zij haar memorie van antwoord kan opstellen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij het hof rekening houdt met de gevolgen van de coronamaatregelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.255.620/01
arrest van 31 maart 2020
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna aan te duiden als de man,
advocaat: mr. A.J.G. Bisscheroux te Kerkrade,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. D.J.P.H. Stoelhorst te Roermond,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 7 mei 2019 in het hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer C/03/177881 / HA ZA 13-33 gewezen vonnissen van 19 augustus 2015, 17 augustus 2016, 15 november 2017, 6 juni 2018 en 19 september 2018 tussen de man als gedaagde en de vrouw als eiseres.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 7 mei 2019;
  • het proces-verbaal van comparitie na aanbrengen van 9 juli 2019;
  • de memorie van grieven met producties;
  • het journaalbericht van de advocaat van de man van 17 februari 2020 met een verzoek akte van depot alsmede een inventarisstaat van de te deponeren stukken;
  • de akte van depot van: Pakket Algemeen en Pakket 1 tot en met 5 (volgens inventarisstaat) van 18 februari 2020;
  • het journaalbericht van de advocaat van de vrouw van 4 maart 2020;
  • het journaalbericht van de advocaat van de man van 4 maart 2020.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald voor een beslissing op het bezwaar van de vrouw tegen de bij het hof in depot gegeven stukken van de man.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast welke op 9 juli 2019 heeft plaatsgevonden.
6.2.
Bij voornoemd journaalbericht van 4 maart 2020 heeft de advocaat van de vrouw bezwaar gemaakt tegen de door de man bij het hof in depot gegeven stukken. Hij voert daartoe het volgende aan.
De advocaat van de vrouw heeft de advocaat van de man verzocht een kopie van de gedeponeerde stukken te verstrekken, wat niet is gebeurd. Gelet op de aard en de omvang van de gedeponeerde stukken - waar in de memorie van grieven op een aantal plaatsen naar wordt verwezen - en gelet op de omvang van de memorie van grieven wordt de vrouw onnodig in haar procespositie benadeeld door de akte van depot.
Het betreft bewijsstukken die op eenvoudige wijze te vermenigvuldigen zijn. Kennisneming van gedeponeerde stukken is voor de vrouw en haar advocaat aanzienlijk bezwarender dan kennisneming van stukken die in de procedure zijn gebracht doordat deze aan het hof en de wederpartij zijn verstrekt. Het fysiek kunnen beschikken over de stukken is noodzakelijk bij het opstellen van de memorie van antwoord.
De vrouw acht de akte van depot in strijd met de regels van een goede procesorde. De vrouw wordt zonder goede grond in haar procesbelang geschaad. De vrouw verzoekt primair om de gedeponeerde stukken buiten beschouwing te laten en subsidiair om alsnog op korte termijn de stukken in kopie te verstrekken.
6.3.
Bij voornoemd journaalbericht van 4 maart 2010 heeft de advocaat van de man op het bezwaar van de advocaat van de vrouw gereageerd.
Het is volgens de advocaat van de man onjuist dat de gedeponeerde stukken - die van aanzienlijke omvang zijn - eenvoudig zijn te kopiëren. Zij werden in origineel gedeponeerd en de advocaat van de man beschikt niet over een kopie daarvan.
6.4.
Het
hofoverweegt als volgt.
Een akte van depot kan niet worden geweigerd. In zoverre moet het primaire verzoek van de vrouw worden afgewezen. Artikel 22 Rv bepaalt echter dat de rechter in alle gevallen en in elke stand van de procedure partijen of een van hen kan bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde, op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen. Nu aan de advocaat van de vrouw geen kopie is verstrekt van de in depot gegeven stukken en de vrouw in haar memorie van grieven wel naar deze stukken verwijst, zal het hof beslissen dat de man een afschrift van de in depot gegeven stukken aan de advocaat van de vrouw en in vijfvoud aan het hof dient te verstrekken. Het hof zal daarbij een langere dan gebruikelijke termijn hanteren nu het gerechtsgebouw als gevolg van het Corona-virus op dit moment gesloten is. Daarna zal de vrouw in de gelegenheid worden gesteld een memorie van antwoord te nemen.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 26 mei 2020 voor afgifte door de man van de in rov. 6.4 genoemde stukken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. van Reijsen, M.J. van Laarhoven en G.J. Vossestein en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 31 maart 2020.
griffier rolraadsheer