3.7.1.Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.7.2.Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.7.4.Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 lid 1 BW.
3.7.5.Het hof voegt daar nog het navolgende aan toe.
3.7.5.1. Uit de stukken die de GI op 17 december 2019 heeft overgelegd blijkt dat er nog steeds grote zorgen bestaan inzake het hoge schoolverzuim van [minderjarige] . Sinds 2 december 2019 is [minderjarige] zelfs helemaal niet meer op school geweest terwijl er geen sprake was van een afwezigheidsmelding.
De school heeft meerdere malen met [minderjarige] en de moeder de situatie van [minderjarige] op school besproken en onder meer excuses aangeboden voor een incident dat in groep 8 heeft plaatsgevonden. De school biedt in overleg met [minderjarige] en de moeder haar programma op school aan. [minderjarige] geeft aan dat zij geen vertrouwen in school heeft; echter op de momenten dat [minderjarige] wel op school is, is zij opgewekt en vrolijk.
Ook de moeder laat weten dat zij geen vertrouwen meer in de school heeft. Het hof is echter van oordeel dat voor dit wantrouwen van de moeder en van [minderjarige] onvoldoende gronden zijn en zeker geen gronden die zouden moet leiden tot schoolverzuim.
Het hof acht het van belang dat [minderjarige] alle dagen naar school gaat en de moeder kan een dergelijke schoolgang niet althans onvoldoende waarborgen.
3.7.5.2. Uit diezelfde stukken blijken voortdurende zorgen over contacten van de moeder met de hulpverlening. De arts uit het UMC Utrecht waar [minderjarige] onder behandeling is, heeft de GI telefonisch medegedeeld dat de moeder en [minderjarige] niet op de afspraak op het UMC op 19 november 2019 verschenen zijn. De arts geeft verder aan zorgen te hebben over de emotionele ontwikkeling van [minderjarige] .
De leverancier van de nieuwe rolstoel voor [minderjarige] (voor welke rolstoel de moeder aanvankelijk niet wilde tekenen) wil deze rolstoel afleveren maar krijgt geen contact met de moeder en neemt contact op met de GI hierover.
Na aanvankelijk een positieve start met de nieuwe hulpverlener, Prisma, weigert de moeder mee te werken.
Op 19 november 2019 komt er bij de GI een nieuwe zorgmelding binnen van Veilig Thuis betreffende een situatie rondom een door de moeder gedane aangifte, waarin gemeld wordt dat [minderjarige] , die bij die aangifte aanwezig was, erg overstuur was in verband met het daarbij getoonde gedrag van haar moeder.
3.7.5.3. Ter zitting heeft het hof geconstateerd dat de moeder nog steeds geen bron van inkomsten heeft zoals bijvoorbeeld een bijstandsuitkering of een uitkering op grond van een PGB, waardoor haar eigen financiële situatie zeer onzeker is. Gebleken is dat de moeder maandenlang geen huur heeft betaald en inmiddels ligt er een vonnis waarbij de huurovereenkomst tussen de moeder en de verhuurder van de voor [minderjarige] aangepaste woning is ontbonden. Dit is volstrekt niet in het belang van [minderjarige] . De moeder stelt weliswaar dat zij bij het verwerven van een uitkering wordt tegengewerkt door de instanties maar wat daar ook verder van zij, de moeder dient op korte termijn met de hulp van de GI stappen te ondernemen om haar eigen financiële positie te waarborgen zodat zij in staat is en blijft de zorg voor [minderjarige] in een voor [minderjarige] aangepast woning te waarborgen.
Dat niet is gebleken dat de moeder is afgesneden van gas-, licht- en waterfaciliteiten maakt het voorgaande niet minder ernstig.
3.7.5.4. Het hof maakt zich verder zorgen om het feit dat [minderjarige] , zo blijkt uit het kindgesprek dat het hof met [minderjarige] gevoerd heeft, grote weerstand heeft tegen hulpverlening en boos is op de gemeente [gemeente] zonder dat zij daarvoor een duidelijke reden kan aanvoeren.
3.7.5.5. De moeder geeft aan dat zij een onderzoek wil naar de waarheid omtrent de gebeurtenissen in het verleden. Kennelijk meent de moeder dat met een dergelijk onderzoek de problemen opgelost zullen zijn. Nog los van de vraag wat een dergelijk onderzoek precies moet inhouden, heeft het hof de moeder voorgehouden dat het niet aan het hof is om een dergelijk onderzoek te gelasten.
3.7.5.6. Op grond van het bovenstaande oordeelt het hof als volgt. Er zijn vele problemen rondom de woonsituatie, de opvoedsituatie en de veiligheid van [minderjarige] .
De moeder is thuis een liefdevolle en zeer goed verzorgende moeder voor [minderjarige] . Echter de kwetsbaarheid van [minderjarige] vereist dat de moeder ook in staat is buitenshuis te doen wat in het belang is van [minderjarige] . Naar het oordeel van het hof is de moeder daartoe op dit moment niet althans onvoldoende is staat en dat levert voor [minderjarige] een concrete bedreiging voor haar ontwikkeling op.
3.7.5.7. Het hof wijst de moeder er dan ook nadrukkelijk op dat het van het grootste belang is dat zij de samenwerking met de GI zoekt teneinde voor [minderjarige] al die hulp en bijstand te verwerven die voor haar van belang zijn en dat de moeder haar weerstand tegen de hulpverlening en de gemeente [gemeente] in het belang van [minderjarige] in ieder geval op dit moment parkeert en zich daar niet door laat leiden.