In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2020, betreft het een geschil tussen een opdrachtgever en een aannemer over de kwaliteit van geleverde werkzaamheden. De opdrachtgever, aangeduid als [appellant], heeft een casco chalet laten bouwen door de aannemer, [geïntimeerde]. Na klachten over vochtproblemen en lekkages heeft de opdrachtgever de aannemer aangesproken voor herstelwerkzaamheden. In het kader van deze procedure heeft de opdrachtgever een incidentele vordering ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin hij inzage eist in het procesdossier van een rechtszaak die de aannemer heeft gevoerd tegen de leverancier van de gevelbekleding, Milin B.V.
De aannemer heeft verweer gevoerd, onder andere met het argument dat de vordering van de opdrachtgever op grond van artikel 7:761 BW is verjaard. Het hof heeft echter geoordeeld dat de opdrachtgever een rechtmatig belang heeft bij inzage in de gevraagde stukken, omdat deze relevant kunnen zijn voor zijn vordering in de hoofdzaak. Het hof heeft de vordering van de opdrachtgever toegewezen en de aannemer bevolen om binnen vier weken een afschrift van het procesdossier aan de opdrachtgever te verstrekken. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
De uitspraak benadrukt het belang van inzage in processtukken voor een goede rechtsbedeling en de voorwaarden waaronder een vordering op basis van artikel 843a Rv kan worden toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de gevraagde stukken voldoende bepaald zijn en dat er geen sprake is van een fishing expedition, aangezien de opdrachtgever voldoende heeft aangetoond dat de stukken relevant zijn voor zijn vordering.