In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van appellante, die een inmiddels overleden partij had gedagvaard. De zaak betreft een incident waarin de executeur van de overleden partij, [de erflater], zich op het standpunt stelde dat appellante niet-ontvankelijk was omdat zij een overleden partij had gedagvaard. Het hof oordeelde dat de executeur geen in rechte te respecteren belang had bij zijn beroep op niet-ontvankelijkheid, aangezien hij de procedure had overgenomen en de appellante niet op de hoogte was van het overlijden van [de erflater].
Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend en dat appellante niet wist van het overlijden van [de erflater] op het moment van dagvaarden. De executeur, die de nalatenschap beheert, vertegenwoordigt de erfgenamen en kan de procedure voortzetten. Het hof heeft de incidentele vordering tot schorsing van het geding afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor memorie van grieven. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de rol van de executeur in het beheer van de nalatenschap en de procedurele vereisten bij het dagvaarden van partijen die inmiddels zijn overleden. Het hof heeft de vordering van appellante tot schorsing van het geding afgewezen en de zaak verder behandeld.