Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 7312372 \ CV EXPL 18-7479)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
conventiebetreft, gaat het allereerst om de vraag of [geïntimeerde] in haar factuur van 4 mei 2018 het juiste tarief heeft toegepast. Voor de werkzaamheden waarop deze factuur betrekking heeft, het vervoer en storten van industriegrond voor het project [plaats 1] , is in het overzicht van prijsafspraken van 15 juni 2017 een bedrag van € 5,90 per ton opgenomen, terwijl de factuur van [geïntimeerde] een bedrag van € 6,20 per ton vermeldt. Volgens [geïntimeerde] is dit gebaseerd op de e-mailwisseling van eind november 2017, die hiervoor in deze uitspraak in 3.1 onder f) is weergegeven, waarin het tarief van € 6,20 per ton is afgesproken. Volgens [appellante] had het akkoord dat zij toen heeft gegeven alleen betrekking op het tarief voor het keuringstarief dat in de e-mail van [geïntimeerde] is vermeld, en niet tevens op het daarin vermelde tarief voor het afvoeren van grond. Zij heeft dat toen over het hoofd gezien, aangezien het bij deze e-mailwisseling ging om de opgave van het - toen nog niet vastgestelde – keuringstarief.
reconventiebetreft, is het meest verstrekkende verweer van [geïntimeerde] dat [appellante] haar recht heeft verwerkt om een gedeelte van de door haar betaalde facturen als onverschuldigd betaald terug te vorderen. [geïntimeerde] voert hiertoe aan, samengevat, dat de werkzaamheden zijn afgetekend en verwerkt in een tegenbon van [appellante] , op basis daarvan aan [appellante] zijn gefactureerd, vervolgens door [appellante] zonder protest of voorbehoud zijn betaald en eerst maanden later - nadat [geïntimeerde] haar tot betaling van de factuur van 4 mei 2018 door [appellante] had aangemaand - zijn betwist. Volgens [appellante] staan deze omstandigheden niet in de weg aan een vordering uit onverschuldigde betaling. Volgens haar is niet voldaan aan de vereisten voor toepassing van artikel 6:89 BW inzake het binnen bekwame tijd protesteren, maar omdat [geïntimeerde] met zoveel woorden die bepaling niet aan haar verweer ten grondslag legt (memorie van antwoord punt 37) behoeft het betoog van [appellante] daarover geen bespreking.