In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Transporten B.V. tegen Transport B.V. over de niet-aflevering van retour emballage. De procedure begon met een charteropdracht die in oktober 2015 werd verstrekt door Transport B.V. aan Transporten B.V. voor het vervoer van pallets en containers met planten in Duitsland. Na het vervoer heeft Transport B.V. een factuur gestuurd voor retour emballage ter waarde van € 7.281,18, welke door Transporten B.V. niet is betaald. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vordering van Transport B.V. toegewezen, ondanks verweren van Transporten B.V. over niet-ontvankelijkheid en verjaring.
In hoger beroep heeft Transporten B.V. zeven grieven aangevoerd, maar het hof constateert dat geen grieven zijn gericht tegen de verwerping van de weren door de kantonrechter. Het hof oordeelt dat de stelling van Transporten B.V. dat de emballage is geretourneerd niet voldoende is onderbouwd. Het hof bevestigt dat de gefactureerde aantallen emballage niet zijn geretourneerd en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. Transporten B.V. wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.