In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant], handelend onder de naam Infra en Verhuur, en [geïntimeerde], voorheen handelend onder de naam Hard Bouw. De zaak betreft een vordering van [appellant] tot betaling van een bedrag van € 12.000,00, vermeerderd met rente en kosten, voor werkzaamheden die hij heeft verricht in opdracht van een derde partij, [de opdrachtgeefster]. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat [appellant] niet had bewezen dat hij een overeenkomst had gesloten met [geïntimeerde], die volgens [geïntimeerde] slechts als bemiddelaar had opgetreden. In hoger beroep heeft [appellant] zes grieven aangevoerd, onder andere tegen de bewijslastverdeling. Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter ten onrechte de bewijslast bij [appellant] heeft gelegd, aangezien het uitgangspunt is dat iemand die contact onderhoudt over een overeenkomst, voor zichzelf handelt. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] niet heeft aangetoond dat hij voor een ander handelde en dat [appellant] redelijkerwijs niet kon begrijpen dat [geïntimeerde] niet voor zichzelf optrad. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde].