Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5357159 \ CV EXPL 16-11614)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
- de memorie van antwoord tevens akte vermeerdering van eis;
- de antwoordakte van [de vennootschap 1] , met producties.
3.De feiten en het geschil in eerste aanleg
(Overheids)voorschriften en vergunningen
Ik maak hierbij tevens van de gelegenheid gebruik om, mede ook naar aanleiding van de desbetreffende zin in jouw mailbericht van 13 december jl., je het volgende mede te delen. Ik heb in mijn brief van 7 juni 2016 aan jou geschreven dat wij ons zouden beraden over hoe verder om te gaan met de huurvergoedingen van T-Mobile en Vodafone, die al vanaf 2007 rechtstreeks naar jouw B.V. worden overgemaakt. Wij hebben dat inmiddels gedaan[…]
en wij hebben besloten die huurbetalingen met ingang van het kalenderjaar 2017 niet meer aan jou te doen toekomen, maar aan onze B.V. [ [de vennootschap 1], hof]
Wij zijn in tegenstelling tot wat jij in je mailbericht van 13 december jl. min of meer insinueert, op geen enkele wijze verplicht de huurvergoedingen tot in lengte van jaren ten gunste van jouw B.V. te laten komen. Wij hebben daarover op geen enkele wijze enige afspraak met jou gemaakt of een overeenkomst met jou gesloten of die zaak in een contract met jou doen opnemen. Dat wij de vergoedingen inmiddels 9 jaren aan jou hebben laten toekomen, is niets meer en niets minder dan een gebaar van welwillendheid van onze kant geweest, en schept naar ons toe geen enkele verplichting tot continuering of tot verbod van beëindiging van die welwillendheid. Wij hadden uitsluitend met T-Mobile en met Vodafone de afspraak dat de desbetreffende huurvergoedingen naar jouw B.V. zouden worden overgemaakt. Wij hebben die afspraak onlangs gewijzigd. Dit houdt in dat met ingang van het jaar 2017 de huurbetalingen aan jouw B.V. zijn geëindigd.
II: veroordeling van [de vennootschap 2] tot betaling van tweemaal € 23.413,50 aan achterstallige huur over de maanden mei en juni 2016, te vermeerderen met de contractuele boete van 2% per maand, zijnde € 468,27 per maand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, subsidiair te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente ex artikel 6:119a BW, meer subsidiair te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf 1 mei 2016
VI) huurder te veroordelen om aan verhuurder te betalen een schadevergoeding, vanwege het door huurder zonder toestemming van verhuurder – en derhalve onrechtmatig – (doen) verwijderen van de in eigendom aan verhuurder toebehorende brandmeldinstallatie en inbraakinstallatie, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
XIIen
XIII).
Verhuurder stemt in met het verzoek om[…]
het bedrag in de eerste alinea onder het kopje “de beslissing” (€ 16.086,46), van het vonnis van 3 mei 2018 te verbeteren in een bedrag van € 11.440,92.
”
4.De beoordeling in principaal hoger beroep
“aan gemaakte afspraken kunnen pas rechten worden ontleend zodra deze zijn opgenomen in de Huurovereenkomst en deze door beide partijen is ondertekend”.Al in het bericht aan de rechtbank van 9 mei 2018 schreef [de vennootschap 1] “
verhuurder gaat in hoger beroep” en dat bericht is ook meegedeeld aan de advocaat van [de vennootschap 2] . Tussen de verlenging van de huur en het instellen van hoger beroep bestaat geen verband, zodat er ook geen sprake kan zijn van niet-ontvankelijkheid, aldus [de vennootschap 1] .
mdat terecht een beroep op verrekening gedaan is” de gevorderde boete moet worden afgewezen.
5.De beoordeling in incidenteel hoger beroep
13.4 Ter verduidelijking dan wel in afwijking of in aanvulling op 13.1 zijn voor rekening van huurder:
procedures tegen huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen”.