In deze zaak gaat het om de ontbinding van een koopovereenkomst waarbij de testamentair bewindvoerder van een minderjarige verkoper een woning heeft verkocht onder de ontbindende voorwaarde dat binnen twee maanden na de ondertekening van de overeenkomst geen machtiging van de kantonrechter voor de verkoop zou zijn verkregen. De machtiging is niet binnen de gestelde termijn ontvangen, wat de vraag oproept of de ontbindende voorwaarde in werking is getreden zonder dat de verkoper hierop een beroep heeft gedaan. Het hof oordeelt dat de ontbindende voorwaarde automatisch in werking is getreden, ook zonder expliciet beroep van de verkoper. Dit oordeel is gebaseerd op de tekst van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van de koper af, waarbij het hof oordeelt dat de koper niet kan aanspraak maken op de contractuele boete of schadevergoeding wegens wanprestatie, aangezien de koopovereenkomst reeds was ontbonden door het intreden van de ontbindende voorwaarde. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.