In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een incident dat was ingesteld door [appellant] in het kader van een hoger beroep. De zaak betreft een geschil over grondexploitatie en de gevolgen van voorgenomen infrastructurele werkzaamheden door de Gemeente Middelburg en het Consortium. [Appellant] vorderde een verbod op deze werkzaamheden, omdat hij meende dat deze de uitvoering van een deskundigenonderzoek zouden doorkruisen. Het hof heeft in eerdere tussenarresten bepaald dat er een deskundigenonderzoek zou plaatsvinden, maar [appellant] stelde dat de Gemeente en het Consortium dit onderzoek frustreerden door hun voorgenomen werkzaamheden. Het hof heeft de vordering van [appellant] afgewezen, omdat het niet aannemelijk was dat de werkzaamheden de uitvoering van het deskundigenonderzoek zouden belemmeren. Het hof oordeelde dat de deskundige voldoende mogelijkheden had om zijn onderzoek uit te voeren, ondanks de voorgenomen werkzaamheden. Bovendien was [appellant] zelf verantwoordelijk voor het niet tijdig betalen van een aanvullend voorschot voor het deskundigenonderzoek. Het hof heeft ook geoordeeld dat de vordering van [appellant] onvoldoende onderbouwd was en dat er geen bewijs was dat de Gemeente en het Consortium toezeggingen hadden gedaan die hun werkzaamheden zouden verhinderen. De proceskosten van het incident zijn voor rekening van [appellant]. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 28 april 2020 in afwachting van het deskundigenbericht.