Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de bewindvoerder hieraan, kort gezegd, het volgende toegevoegd.
De kantonrechter heeft de bewindvoerder binnen deze procedure niet gehoord. De zaak is schriftelijk afgedaan. [rechthebbende] heeft één vakantie per jaar en hij verheugt zich er altijd op. De bewindvoerder en haar echtgenoot nemen [rechthebbende] al dertien jaar mee op vakantie. [rechthebbende] is er het hele jaar mee bezig en begint maanden van te voren al vragen te stellen over het land waar hij naar toe wil. Nu wil [rechthebbende] graag naar Amerika. Hij kiest zijn vakanties op basis van films en afleveringen van Bassie en Adriaan die hij heeft gezien. Net als Bassie en Adriaan wil [rechthebbende] de hele wereld afreizen. In Curaçao bijvoorbeeld (vakantie 2015) herkende [rechthebbende] uit de film de beweegbare brug en het strandje. Toen de bewindvoerder [rechthebbende] ineens kwijt was, bleek hij bij het struikgewas te staan dat hij herkende uit de film; onder die struik lag de schat begraven.
[rechthebbende] – nu 57 jaar oud – begint kenmerken van dementie te vertonen. De noodzakelijke zorg voor hem neemt toe. Voor de bewindvoerder voelt een vakantie met [rechthebbende] niet als ‘vakantie’; het kost haar en haar echtgenoot veel kruim. De begeleiding tijdens de vakanties wordt (ook fysiek) steeds zwaarder. De dagelijkse verzorging vraagt veel van de bewindvoerder en haar echtgenoot en ook tijdens de vakanties moet worden vastgehouden aan een strakke dagstructuur. De bewindvoerder zou niet alleen op vakantie kunnen met [rechthebbende] ; zij heeft haar echtgenoot hierbij nodig. Bovendien is het voor de veiligheid van [rechthebbende] nodig dat er twee mensen met hem meegaan.
Tot het jaar 2015 heeft de kantonrechter altijd het volledige bedrag toegewezen dat de bewindvoerder had verzocht; daarna niet meer. Het vermogen van [rechthebbende] is toereikend om de vakanties uit te betalen. Het saldo is nu ongeveer € 80.000,-. Twee jaar geleden ontving [rechthebbende] € 40.000,- uit een erfenis. Er kan nu nog steeds gespaard worden, ook als de vakanties uit [rechthebbende] vermogen worden betaald.
De bewindvoerder heeft dit jaar [rechthebbende] al mee naar Engeland genomen en heeft zich gehouden aan de € 3.050,- die de kantonrechter daarvoor beschikbaar heeft gesteld. Binnen Engeland had de bewindvoerder met [rechthebbende] veel plekken willen bezoeken. [rechthebbende] vindt het namelijk erg leuk om auto te rijden, met name in een jeep. Nu hebben zij zich beperkt tot Londen.
De bewindvoerder vindt dat een vakantie met [rechthebbende] ieder jaar tussen de € 4.500,- en de € 5.000,- mag kosten voor één volle week; dat is een wenselijk en aanvaardbaar bedrag. Mocht [rechthebbende] blijven aandringen op een reis naar Amerika, dan zouden de kosten eenmalig hoger liggen.
De bewindvoerder is nu 65 jaar oud, haar man is 66 jaar. De bewindvoerder hoopt dat zij nog circa drie tot vijf jaar met [rechthebbende] op vakantie kan gaan. [rechthebbende] gaat achteruit, zijn verstandelijke vermogens nemen af vanwege het dementeringsproces. Nu kan [rechthebbende] nog genieten.