ECLI:NL:GHSHE:2020:109

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
16 januari 2020
Zaaknummer
200.254.253_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking inzake bewindvoering en rol van opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 januari 2019. De rechthebbende, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.J.A. Burlet, heeft verzocht de beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek af te wijzen. De zaak betreft de rol van de bewindvoerder en de opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende was van mening dat hij nooit had gewild dat zijn bewindvoerder, [bewindvoerder], zou worden ontslagen en dat deze nog steeds zijn taken uitoefent, ondanks de benoeming van [opvolgend bewindvoerder].

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende in augustus 2017 verhuisd is naar een begeleid wonen instelling en dat er een verzoek tot wijziging van bewindvoerder is ingediend. De kantonrechter heeft [bewindvoerder] ontslagen en [opvolgend bewindvoerder] benoemd, maar het hof oordeelt dat de rechthebbende niet heeft ingestemd met deze wijziging. De rechthebbende heeft verklaard dat hij tevreden is met [bewindvoerder] en dat deze zijn taken naar behoren uitvoert. Het hof heeft geconcludeerd dat de bestreden beschikking vernietigd moet worden, omdat de belangen van de rechthebbende het vereisen dat de oude situatie herleeft.

De beslissing van het hof houdt in dat de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en dat het verzoek van de rechthebbende alsnog wordt afgewezen. Dit betekent dat de rol van [bewindvoerder] als bewindvoerder wordt hersteld, en dat de opvolgend bewindvoerder geen rol meer speelt in deze zaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 januari 2020
Zaaknummer: 200.254.253/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7175886 OVVERZ 18-9559
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [bewindvoerder] ,
en
[opvolgend bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [opvolgend bewindvoerder] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 3 januari 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 1 februari 2019, met producties, binnengekomen bij het hof op
7 februari 2019, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij brief van 13 februari 2019, binnengekomen bij het hof op 18 februari 2019, heeft [opvolgend bewindvoerder] aangegeven geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van het verzoek van de rechthebbende.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de inhoud van:
- het V6-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de rechthebbende, van 19 februari 2019, binnengekomen bij het hof op 21 februari 2019;
- de brief van de advocaat van de rechthebbende, met bijlagen, van 19 september 2019, binnengekomen bij het hof op 20 september 2019;
- de brief van [opvolgend bewindvoerder] , met bijlage, van 10 oktober 2019, binnengekomen bij het hof op
16 oktober 2019.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 november 2019. Bij die gelegenheid is gehoord:
- de advocaat van de rechthebbende.
2.4.1.
De rechthebbende, [bewindvoerder] en [opvolgend bewindvoerder] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 21 december 2015 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, over de (toekomstige) goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van [bewindvoerder] tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, [bewindvoerder] als bewindvoerder ontslagen en [opvolgend bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert - kort gezegd - het volgende aan. Hoewel het verzoek tot ontslag van [bewindvoerder] als bewindvoerder inderdaad namens de rechthebbende is ingediend, heeft de rechthebbende de inhoud van dit verzoek nooit begrepen en het gevolg daarvan niet gewild. De rechthebbende vermoedt dat het verzoek vanuit zijn toenmalige begeleiding in [plaats 1] is opgesteld. De rechthebbende is op de hoogte gebracht van de inhoud van de bestreden beschikking, maar is het daar niet mee eens. De rechthebbende wil namelijk niet dat [bewindvoerder] als zijn bewindvoerder wordt vervangen door [opvolgend bewindvoerder] . De rechthebbende is heel tevreden met [bewindvoerder] als bewindvoerder en [bewindvoerder] oefent op dit moment feitelijk nog steeds de taak van bewindvoerder uit.
3.5.
[opvolgend bewindvoerder] heeft schriftelijk aangevoerd zich te kunnen vinden in het verzoek van de rechthebbende. Een wijziging van bewindvoerder kan de rechthebbende teveel stress of onrust bezorgen wat gelet op zijn gezondheidssituatie op dit moment niet in zijn belang is. [opvolgend bewindvoerder] vindt het wel opmerkelijk geen toegang te hebben gekregen van de instelling waar de rechthebbende verbleef om hem te kunnen bezoeken. Daarnaast is het [bewindvoerder] geweest die de moeder van de rechthebbende heeft benaderd het beroep in te stellen en op dit moment nog steeds de taak van bewindvoerder uitoefent.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene
die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.2.
De rechthebbende is in augustus 2017 vanuit [plaats 2] verhuisd naar een instelling voor begeleid wonen in [plaats 1] . Door deze instelling is namens de rechthebbende een verzoek ingediend tot wijziging van bewindvoerder. De kantonrechter heeft vervolgens [bewindvoerder] (gevestigd in [plaats 2] ) als bewindvoerder ontslagen en [opvolgend bewindvoerder] (gevestigd in [plaats 1] ) tot opvolgend bewindvoerder benoemd. De belangrijkste overweging van de kantonrechter was aan te sluiten bij de wens van de rechthebbende om gelet op zijn gezondheidstoestand zijn bewindvoerder op korte afstand van zijn woonplaats in [plaats 1] te hebben. Door de kantonrechter is niet overwogen dat [bewindvoerder] zijn taak niet naar behoren zou uitoefenen. Op dit moment is de situatie opnieuw gewijzigd, omdat de rechthebbende is verhuisd naar een verzorgingsinstelling in [plaats 3] . Dat betekent dat ook [opvolgend bewindvoerder] niet meer in de buurt van de rechthebbende gevestigd is.
De rechthebbende heeft aangevoerd in beroep te zijn gekomen omdat hij nooit heeft gewild dat [bewindvoerder] als zijn bewindvoerder zou worden ontslagen. Sinds de bestreden beschikking is [bewindvoerder] bovendien – volgens zowel de rechthebbende als [opvolgend bewindvoerder] – het bewind blijven uitoefenen. Het is het hof niet gebleken dat [bewindvoerder] de uitoefening van zijn taak als bewindvoerder inhoudelijk niet naar behoren vervult. Gelet op het voorgaande zal het hof daarom het verzoek van de rechthebbende toewijzen, aangezien dit het meest in het belang van de rechthebbende wordt geacht.
3.6.3.
Het hof merkt hierbij nog op dat zowel de advocaat van de rechthebbende als [opvolgend bewindvoerder] hebben verklaard dat [bewindvoerder] de rechthebbende heeft gestimuleerd hoger beroep in te stellen. Bovendien is gebleken dat, ondanks het ontslag, [bewindvoerder] na de bestreden beschikking feitelijk uitvoering is blijven geven aan het bewind. Ook [opvolgend bewindvoerder] heeft geen poging gedaan om uitvoering te geven aan de bestreden beschikking. Bovendien zijn beide bewindvoerders niet bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest, ondanks dat zij hiertoe uitdrukkelijk zijn opgeroepen. Daargelaten de vraag hoe dit feitelijk handelen moet worden gekwalificeerd, nu gesteld noch gebleken is dat de rechthebbende door dit handelen van beide bewindvoerders is getroffen in zijn belangen, zal het hof aan deze handelswijze thans geen gevolgen verbinden.
3.6.4.
Het voorgaande leidt er toe dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en het inleidende verzoek van de rechthebbende alsnog wordt afgewezen. Dit betekent feitelijk dat de oude situatie hiermee herleeft.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 3 januari 2019;
draagt de griffier op deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.