ECLI:NL:GHSHE:2020:1085

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
20-001625-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake woninginbraak met DNA-bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 9 mei 2018 was gewezen. De verdachte was beschuldigd van diefstal met braak, gepleegd op 4 november 2017 te Tilburg, waarbij hij een telefoon, een tablet en een geldbedrag heeft weggenomen dat toebehoorde aan verschillende benadeelden. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring dan de eerste rechter. Het hof oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak en dat er voldoende bewijs was, met name een DNA-spoor dat op een banaan was aangetroffen in de woning. Dit DNA-profiel bleek overeen te komen met dat van de verdachte, wat leidde tot de conclusie dat hij de woning was binnengedrongen en de goederen had weggenomen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001625-18
Uitspraak : 27 januari 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 mei 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-800303-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
volgens eigen opgave ter terechtzitting thans wonende op het adres
[adres]
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen onder aanvulling van gronden.
De verdediging heeft:
  • primair bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken;
  • subsidiair met betrekking tot de eventuele strafoplegging bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een lagere straf dan thans wordt gevorderd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 november 2017 te Tilburg een telefoon en/of een tablet en/of een fototoestel en/of een geldbedrag (van ongeveer € 50,-), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 november 2017 te Tilburg,
een telefoon en een geldbedrag (van ongeveer € 50,-) toebehorende aan [benadeelde 1] en
een tablet toebehorende aan [benadeelde 2] en
een fototoestel toebehorende aan [benadeelde 3] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot bewezenverklaring daarvan te kunnen komen. Daartoe heeft zij aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat:
  • het enige bewijsmiddel dat de verdachte belast bestaat uit een DNA-spoor van de verdachte aangetroffen op een banaan die in de keuken van de onderhavige woning lag;
  • dit DNA-spoor niet is te kwalificeren als daderspoor omdat de plaats waar het is aangetroffen, te weten: de keuken, niet direct verband houdt met de inbraak;
  • de verdachte voor de aanwezigheid van dit spoor een aannemelijke verklaring heeft gegeven, inhoudende - kort gezegd - dat een ander, te weten: een persoon uit de kringen waarin de verdachte zich vroeger begaf, de banaan met daarop het DNA van de verdachte ter plaatse moet hebben neergelegd.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat:
  • hij ten tijde van het ten laste gelegde feit op straat woonde en veelal de nacht doorbracht in garages en dergelijke in de aanwezigheid van andere daklozen;
  • daarbij regelmatig ruzies ontstonden en dat niet uitgesloten is dat één van bedoelde dakloze personen met hem een rekening heeft willen vereffenen door bij de onderhavige inbraak een banaan, waarvan de verdachte eerder een hap had genomen, mee te nemen en op de plaats van het delict achter te laten.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de politie in de betreffende woning, op het aanrechtblad in de keuken, een deels opgegeten banaan heeft aangetroffen, welke banaan door de politie is bemonsterd op speekselsporen. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat op de eetkamertafel in die woning een fruitschaal met bananen stond, en dat deze tafel zich vlakbij de achterdeur bevond die bij de inbraak werd geforceerd. Het is dan ook aannemelijk dat de dader bij binnenkomst in de woning een banaan van bedoelde fruitschaal heeft gepakt, daarvan heeft gegeten en daarmee naar de keuken is gelopen, waar hij vervolgens de banaan heeft achtergelaten.
Het aangetroffen DNA-spoor wordt door het hof aldus gezien als een daderspoor.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft uit het bemonsterde spoor een DNA-profiel verkregen en dit opgenomen in de DNA-databank, waarna het is vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een overeenkomst gevonden tussen het DNA-profiel aangetroffen op de banaan en een eerder opgenomen DNA-profiel van de verdachte. Het NFI heeft vastgesteld dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het verkregen DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
De verklaring die de verdachte voor de aanwezigheid van zijn DNA-materiaal op de plaats van het delict heeft gegeven is geenszins concreet. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn evenmin feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen waardoor deze verklaring aannemelijk kan worden. Bovendien bevindt zich in het strafdossier geen enkele concrete aanwijzing die op de betrokkenheid van een ander dan verdachte bij het onderhavige feit duidt.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de onderhavige banaan op vorenomschreven wijze ter plaatse door de verdachte is achtergelaten bij het plegen van de ten laste gelegde woninginbraak. Het hof gaat aldus voorbij aan de verklaring van de verdachte en verwerpt het verweer.
II.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het hier gaat om een woninginbraak en de mate waarin daardoor schade teweeg is gebracht aan de eigenaar(s)/bewoners van het betreffende pand en de betreffende goederen, alsmede de mate van overlast en ergernis die een dergelijk feit tot gevolg heeft voor de gedupeerden.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 oktober 2019, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde eenmaal eerder onherroepelijk door de strafrechter is veroordeeld ter zake van een vermogensdelict;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheid dat hij in Nederland woont en werkt en naar eigen zeggen binnenkort in aanmerking komt voor een vaste arbeidsovereenkomst.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van woninginbraak.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Het hof ziet op grond van het onderzoek ter terechtzitting geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, zodat het laatstgenoemde straf zal opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. Y.C. Bours, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 27 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bours is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.