Uitspraak
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 april 2014 te [plaats 1] (in de [gemeente 1] ) en/of te [plaats 2] (in de [gemeente 2] ) en/of te [plaats 3] (in de [gemeente 3] ) en/of te [plaats 4] (in de [gemeente 3] ) en/of te [plaats 5] (in de [gemeente 4] ), althans een of meer plaatsen in Nederland en/of een of meer plaatsen in Duitsland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk,
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 april 2014 te [plaats 1] (in de [gemeente 1] ) en/of te [plaats 2] (in de [gemeente 2] ) en/of te [plaats 3] (in de [gemeente 3] ) en/of te [plaats 4] (in de [gemeente 3] ) en/of te [plaats 5] (in de [gemeente 4] ), althans een of meer plaatsen in Nederland en/of een of meer plaatsen in Duitsland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer appelvinken en/of goudvinken en/of heggemussen en/of putters en/of sijzen en/of barmsijzen en/of kepen en/of geelgorzen en/of groenlingen en/of vinken, in elk geval vogels, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen en/of doen of laten vangen en/of bemachtigd en/of doen of laten bemachtigen en/of met het oog daarop opgespoord en/of doen of laten opsporen;
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 april 2014 op een of meer plaatsen in Nederland en/of een of meer plaatsen in Duitsland opzettelijk
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 april 2014 op een of meer plaatsen in Nederland en/of een of meer plaatsen in Duitsland opzettelijk goudvinken en een keep en een vink, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen;
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2014 (pg. 87-88), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 1] :
Op 25 februari 2014 werden in het kader van het strafrechtelijke [onderzoek] verschillende locaties in Noord-Limburg bezocht. Na aanbellen werden de inspecteur van politie [inspecteur] , tevens hulpofficier van justitie, en ik, verbalisant, de woning binnengelaten op 25 februari 2014. In de woning was aanwezig:
De kennisgeving van inbeslagneming (artikel 18 lid 1 Wet op de economische delicten) met datum registratie 28 februari 2014 (pg. 98-100), voor zover inhoudende:
Bijzonderheden : Goudvink (Pyrrhula pyrrhula) – kadaver
Bijzonderheden : Groenling (Chloris chloris,
het hof begrijpt: Carduelis chloris) –
levend
Het proces-verbaal van bevindingen “Onderzoek in beslag genomen vogels” d.d. 21 maart 2014 (pg. 668-681), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
- 1 dode goudvink klein (Pyrrhula pyrrhula)
- 1 groenling (Carduelis chloris).
Volg nr. : 898 Land : NL
- deze vogel een volwassen exemplaar goudvink man betrof, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder b, van de Flora- en faunawet;
- de onderzochte bovengenoemd vogel een pootring droeg;
- die zwart gekleurde pootring was voorzien van het jaartal 2013 en de kenmerken AB, [kweeknummer 1] , 898, NL;
- die pootring van de poot kon worden verwijderd zonder de poot te beschadigen;
- dat die ring, nadat deze van de poot was verwijderd, werktuigsporen vertoonde en niet cilindrisch was;
- de bovenzijde van die ring niet recht was;
- op de ring craquelé vorming en diverse krassen aanwezig waren;
- die pootring, voorzien van het [kweeknummer 1] en volgnummer 898, was opgerekt ten einde de binnendiameter van die ring te vergroten.
- deze pootring niet voldeed aan de eisen voor een pootring overeenkomstig artikel 1 onder e van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
Vogel 3:
- deze vogel een volwassen exemplaar groenling betrof, zijnde een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder b, van de Flora- en faunawet;
- deze vogel, een groenling, Latijnse naam Carduelis chloris, niet was voorzien van een pootring als bedoeld in artikel 1 onder e, Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens.
Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 10 april 2014 (pg. 455-468), voor zover inhoudende als weergave van het derde verhoor van [medeverdachte 1] :
[adres] is op 25 februari 2014 eveneens een onderzoek
ingesteld. Kent u de [verdachte] ?
droeg, te weten:
Volg nr. : 898 Land : NL
genummerd IBN.006.
[kweeknummer 1] en volgnummer 889. Betreft dit een pootring die aan u is
afgegeven?
geknoeid is.
beschadigen, van de poot van deze goudvink af kon worden geschoven. Hoe kan u
dit verklaren?
geknoeid is.
verklaren?
Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten tapregistratie 0050 (pg. 1065-1066), voor zover inhoudende:
Met nummer: [telefoonnummer]
maar de verkeerde kleur komt iedere keer.
en dan zit ik wel op het Duits.
H: Ik weet er een dertig te zitten..
J: Ja..
H: Maar dat is zeg maar twintig mannen en en uh.. tien poppen..
J: Dat geeft niks.
natuurlijk..
J: Ja.. had jij die groene ook al te pakken of niet?
H: Ik kom morgenmiddag wel. Dus dan zal ik er alvast een brengen, dan kan jij die
zondag meenemen..
H: Maar in ieder geval twee heb ik er al zeker.
H: Ik ben morgen rond een uur of drie wel bij je.
J: Dat is goed.
Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten tapregistratie 0220 (pg. 1076-1078), voor zover inhoudende:
Met nummer: [telefoonnummer]
keep voor jou..
(..)
H: In ieder geval heb ik.. al een koppel voor jou..
J: Ja..
H: Ik laat morgen sowieso iets horen of er nog iets bij is gekomen..
het goed.
H: Ja.. ik ben vaker gaan kijken.. want vandaag had ik er nog een om half vijf.
een koppel, en twee heuren (fon) en een pop en om half vijf nog ene..
een hoek, ja, eh.. zondag komt daar een hoop volk heen..
H: In ieder geval ge kunt alvast daarmet adverteren.
Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 11 april 2014 (pg. 469-483), voor zover inhoudende als weergave van het vierde verhoor van [medeverdachte 1] :
16.57.36 uur. In deze opname wordt bij u in gebeld door een man genaamd [verdachte]
met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
gaat het over vangen.
gebeld maar kreeg hem niet te pakken omdat [verdachte] in Duitsland zat en bezig was met het vangen van vogels. Klopt dat voor zover?
poppen. [verdachte] zegt dan: “Vandaag hadden we twee mannen maar uh.. Ja morgen
vroeg er weer heen natuurlijk”. [verdachte] stelt dan aan u voor dat hij ze zaterdagmiddag
naar u komt brengen, zodat u ze zondag mee kan nemen naar de markt. Is dat juist?
meer”. [verdachte] zegt dan dat hij er in ieder geval twee voor u heeft en u stelt voor dat
hij ze moet meebrengen. Met andere woorden: u weet dat [verdachte] bezig is met vangen
van vogels in Duitsland en u wilt in ieder geval al die twee mannen van hem hebben
maar misschien heeft hij er zaterdag wel meer voor u. Klopt deze uitleg van dit
gesprek?
17.42.31 uur. In deze opname wordt bij u in gebeld door een man genaamd [verdachte]
met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
goudvinken ja. Verder nog een keepman en een boekvinkman. Het ging ook nog
over het vangen van vogels.
en dat hij morgen weer gaat vangen omdat het goed weer is. Klopt onze indruk van
het gesprek?
komen en het koppel mee moet nemen. [verdachte] zegt dan: “Ja maar die moet ik wel
allemaal.. efkes.. doen, dat weet je wel..”. U zegt dan: “Ja, ja dat maakt niet uit”.
Wat bedoelt [verdachte] hiermee? Wat moet hij doen?
trouwringen.
daar met adverteren”, waarop u antwoordt: “Ja, nee da ga ik pas doen als ze klaar
zin”. Bedoelde u hiermee te zeggen dat de vogels eerst geringd en geacclimatiseerd
moeten zijn voordat u ze mee naar de markt kan nemen?
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof d.d. 10 december 2018 (pg. 3):
De kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) met datum registratie 28 augustus 2014 (pg. 3-4), voor zover inhoudende:
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2014 (pg. 9-11), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Omstreeks 13.30 uur namen wij post in op de [weg] . Wij zagen dat een witte Opel Combo, voorzien van [kenteken] , op de [weg] reed. We zagen dat dit voertuig vanuit de richting [plaats 6] richting [plaats 7] reed. Wij reden hierop het voertuig achterna. Wij zagen dat het voertuig de [weg] richting [plaats 8] opreed. Wij volgden het voertuig en ter hoogte van de rotonde met de [weg] gaven wij het voertuig met [kenteken] een stopteken door middel van de lichtbak die op ons opvallende dienstvoertuig bevestigd zit. Dit stopteken gaven wij op basis van de Flora- en faunawet.
Wij hoorden collega [verbalisant 6] vragen: “Hoe komt u daar aan?”. Wij hoorden [verdachte] zeggen dat hij de vogel had gekocht. Daarop zei collega [verbalisant 6] : “Maar hij is niet geringd”. Omstreeks 14.00 uur hoorden wij collega [verbalisant 6] zeggen dat [verdachte] werd aangehouden op basis van de Flora- en faunwetgeving. Wij zagen dat [verdachte] het voertuig afsloot.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2014 (pg. 12-14), voor zover inhoudende als relaas van [verbalisant 7] en [verbalisant 6] :
Op 28 augustus 2014 waren wij, [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , belast met een surveillancedienst in het teamgebied Boxmeer.
Wij zagen dat deze vogelkooi leeg was. Wij zagen dat de genoemde manspersoon diverse goederen uit zijn auto haalde en deze aan ons liet zien. Ik, [verbalisant 7] , vroeg daarop aan de manspersoon wat er onder het kleed lag in de laadruimte van het genoemde voertuig. Ik zag dat de manspersoon een vogelkooi pakte welke onder een deken lag in de laadruimte van het genoemde voertuig.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 28 augustus 2014 (pg. 24-25), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
het hof begrijpt: Carduelis carduelis, zie ook pagina 7 bovenaan). Met ophalen bedoel ik dat ik hem heb opgehaald. Deze vogel is eigendom van mij.
hierna mede: Ffw), zoals dit luidde ten tijde van het in de zaak met parketnummer 01-995035-15 onder 1 en in de zaak met parketnummer 01-995040-15 bewezen verklaarde en voor zover hier van belang, is het verboden dieren en producten van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort te verkopen, vervoeren, af te leveren, binnen het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben.
hierna telkens: Bekendmaking) gepubliceerd. Volgens artikel 1 van de Bekendmaking zijn in bijlage 2 bij de Bekendmaking opgenomen de van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels aangewezen in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, Ffw.
het hof begrijpt: en de tuin) aangetroffen vogels als vrucht van een onrechtmatige doorzoeking van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Daartoe overweegt het hof als volgt. Op grond van artikel 1a van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) – zoals dit luidde ten tijde van de doorzoeking en voor zover hier van belang – wordt als economisch delict aangemerkt overtredingen van voorschriften, gesteld of krachtens artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet. Artikel 20 van de WED bepaalt dat de opsporingsambtenaren in het belang van de opsporing toegang hebben tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Voorts zijn de opsporingsambtenaren ingevolge het bepaalde in artikel 18 van de WED in het belang van de opsporing bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Zij kunnen daartoe de uitlevering vorderen. Het hof is van oordeel dat het verkrijgen van toegang tot de tuin en de schuur en de inbeslagneming van de daar aangetroffen groenling respectievelijk dode goudvink redelijkerwijs voor de vervulling van de taak van de opsporingsambtenaar, te weten het opsporen van een overtreding gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, nodig was. Om die reden ziet het hof geen aanleiding de inbeslaggenomen groenling en dode goudvink uit te sluiten van het bewijs. Het hof verwerpt het verweer.
hierna telkens: Besluit) – zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en voor zover hier van belang – gelden de bij artikel 13, eerste lid, Ffw bepaalde verboden niet ten aanzien van gefokte vogels behorende tot een beschermde inheemse diersoort,
indien de houder kan aantonen dat de vogels zijn gefokt en voor zover (onder andere) deze vogels zijn voorzien van een gesloten pootring.
zo begrijpt het hof– op neer dat de uitzondering van toepassing is. De verdediging heeft de waarnemingen en de bevindingen van de verbalisanten die het onderzoek aan de in beslag genomen vogels en pootringen hebben uitgevoerd, betwist. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de ringen niet zijn bewaard, zodat niet meer kan worden gecontroleerd of de veronderstelling van de verbalisanten dat het ondeugdelijke ringen betrof juist is. Dat verweer gaat uit van de onjuiste stelling dat het aan de advocaat-generaal is om te bewijzen dat de voorwaarden waaronder een beroep kan worden gedaan op de vrijstelling van de verboden van artikel 13, eerste lid, Ffw, niet aanwezig waren. Zoals het hof reeds heeft overwogen, is deze stelling in strijd met de wettelijke regeling. Bovendien acht het hof het verweer van de verdediging onvoldoende onderbouwd op grond van het volgende.
het hof begrijpt telkens: 2014) bij hem thuis tegen het raam is gevlogen. Deze groenling was versuft. De verdachte stelt dat hij dat ook direct heeft verklaard tijdens het onderzoek op 25 februari. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 december 2018 verklaard dat het klopt dat er op 23 februari 2014 een groenling tegen het raam van zijn huis aanvloog. Vervolgens heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 februari 2020 naar voren gebracht dat de groenling werd aangetroffen bij een inval die plaatsvond op 25 februari 2014 om 07.30 uur en de groenling de avond daarvoor om 20.45 uur tegen het raam was gevlogen.
het hof begrijpt: 2014). Op 25 februari 2014 zijn onder de verdachte pootringen met onder andere zijn kweeknummer in beslag genomen. [verbalisant 8] heeft op 13 juni 2014 de ringen die waren voorzien van zijn kweeknummer aan de verdachte teruggegeven. De verdachte heeft toen verklaard dat hij zijn recent gekweekte jongen niet van ringen had kunnen voorzien. Hierop heeft [verbalisant 8] aangegeven dat hij dan met een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit bij de verdachte zou langskomen. Zij konden dan kijken welke jongen de verdachte niet had kunnen ringen en daarvoor een oplossing zoeken. De verdachte wilde hier echter niets van weten. De verdachte zei dat hij dit wel bij de rechter regelde. [verbalisant 8] heeft daarop tegen de verdachte gezegd dat hij nu dit probleem voor hem wilde oplossen en als hij dat niet wilde de gevolgen voor hem waren (proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2014, losbladig). Voorts merkt het hof op dat de verdachte te allen tijde nieuwe ringen bij de bond had kunnen bestellen. Het hof is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat voor de verdachte geen andere uitweg openstond dan het onder zich hebben en vervoeren van een ongeringde putter.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: