In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet, en kreeg een geldboete van € 140,00 of 2 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van de bewezenverklaring maar een lagere straf voorstelde. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte niet de feitelijke beschikkingsmacht had over de in beslag genomen vogels, die tot een beschermde diersoort behoren. Het hof heeft vastgesteld dat de vogels, een goudvink en een keep, onder de bescherming van de Flora- en faunawet vallen.
Het hof oordeelde dat de verdachte niet de feitelijke beschikkingsmacht over de vogels had, maar dat deze toebehoorden aan haar zoon, die de volière beheerde. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.