2.2.Tussen partijen staat het volgende vast.
2.2.1.[appellant] is op 5 januari 1995 in gemeenschap van goederen gehuwd met [de ex-echtgenote] (hierna: de ex-echtgenote).
2.2.2.Tot de huwelijksgemeenschap behoorden onder meer vijf panden (hierna: de vijf panden). Een van de panden was de voormalige echtelijke woning (gelegen aan de [de straat 1] te [plaats 1] ) en de andere vier panden (gelegen aan respectievelijk de [de straat 2] te [plaats 1] , de [de straat 3] te [plaats 2] , de [de straat 4] te [plaats 3] en de [de straat 5] te [plaats 2] ) waren beleggingspanden, bestemd voor de verhuur (bedrijfsruimte en kamerverhuur). In een van de beleggingspanden dreef de ex-echtgenote haar onderneming (kapsalon).
2.2.3.Ter financiering van de genoemde panden hebben [appellant] en zijn ex-echtgenote hypothecaire leningen gesloten bij de ABN Amro (wat betreft [de straat 1] en [de straat 2] te [plaats 1] ) en Fortis Bank N.V. (wat betreft [de straat 3] te [plaats 2] en [de straat 4] te [plaats 3] ). Het vijfde pand ( [de straat 5] te [plaats 2] ) is met eigen middelen gefinancierd.
Tot zekerheid voor het nakomen van de betalingsverplichtingen uit hoofde van de bedoelde hypothecaire leningen is ook een recht van hypotheek aan de bank verleend op laatstgenoemd pand.
2.2.4.Naast de bedoelde hypothecaire leningen beschikten [appellant] en zijn ex-echtgenote over een krediet in rekening-courant bij de bank, tot een limiet van € 60.000,00 (hierna: het RC-krediet).
2.2.5.[appellant] en zijn ex-echtgenote zijn op 22 augustus 2009 gescheiden gaan leven.
Er zijn daarna achterstanden ontstaan in de betalingen op het RC-krediet, waardoor de kredietlimiet is overschreden. De bank heeft in de periode van 16 december 2009 tot en met 7 juli 2010 [appellant] en zijn ex-echtgenote meermalen aangemaand om het tekort aan te zuiveren.
2.2.6.De bank heeft [appellant] bij brief van 18 mei 2010 naar aanleiding van een op die dag gevoerd gesprek onder meer het volgende meegedeeld:
Tijdens het gesprek kwam onder meer aan de orde dat u de wens heeft om het rekeningcourantkrediet van
€ 60.000,- evenredig op te delen, waarbij u en mevrouw beiden een kredietfaciliteit van € 30.000,- overhouden. Aan de bovenstaande regeling zullen wij graag onze medewerking verlenen.
2.2.7.[appellant] en zijn ex-echtgenote hebben in een echtscheidingsconvenant van 21 juni 2010 de verdeling van hun huwelijksgemeenschap vastgesteld (hierna: het convenant). Samengevat werden drie panden met de bijbehorende hypothecaire leningen toegedeeld aan [appellant] en twee panden met bijbehorende hypothecaire leningen aan zijn ex-echtgenote. Daarnaast werd het RC-krediet bij helfte gedeeld. De verdeling was voorwaardelijk, namelijk onder de voorwaarde, kort gezegd, dat de bank [appellant] en zijn ex-echtgenote zou ontslaan uit hun verplichtingen jegens de bank betreffende de niet aan hen toegedeelde panden. Partijen beoogden hiermee de vastgoedportefeuille te ontvlechten en het RC-krediet te splitsen.
2.2.8.Fortis Bank N.V. is op 1 juli 2010 gefuseerd met de bank. Tussen Fortis Bank N.V. en de bank wordt hierna geen onderscheid gemaakt.
2.2.9.Bij brief van 15 juli 2010 heeft de bank [appellant] naar aanleiding van een gesprek op 12 juli 2010 onder meer het volgende meegedeeld:
Op 12-7-2010 jl. heb ik telefonisch met u gesproken naar aanleiding van uw verzoek om de rekeningcourant direct op te splitsen. Wij hebben u medegedeeld dat verzoek pas in behandeling kan worden genomen, op het moment dat de financieringsverzoeken van beide partijen zijn goedgekeurd. Tijdens het gesprek kwam onder andere aan de orde dat er op dit moment een overstand is ontstaan op uw gezamenlijke rekening-courant (…). Ondanks uw situatie met mevrouw [de ex-echtgenote] bestaat er op dit moment nog geen mogelijkheid om één van uw beiden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ontslaan.
De in het citaat genoemde financieringsverzoeken betroffen de verzoeken van [appellant] en zijn ex-echtgenote om ieder voor zichzelf hypothecaire leningen te verkrijgen voor het overnemen van de financiering met betrekking tot de aan het toegedeelde panden en de helft van het RC-krediet.
2.2.10.De bank heeft de financieringsverzoeken beschouwd als aanvragen voor een herfinanciering en heeft in dat verband het binnen de bank gebruikelijke beoordelings- en fiatteringstraject gevolgd om te onderzoeken of de leningen voor [appellant] en zijn ex-echtgenote passend en betaalbaar waren. In dat kader heeft de bank de inkomens- en vermogenspositie van zowel [appellant] als zijn ex-echtgenote geïnventariseerd.
2.2.11.De bank heeft [appellant] op 16 juli 2010 een offerte gezonden voor het overnemen van de financiering voor het pand aan de [de straat 2] te [plaats 1] , onder ontslag van zijn ex-echtgenote uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de bestaande schuld. Aan het financieringsaanbod was de voorwaarde verbonden dat [appellant] niet langer hoofdelijk aansprakelijk zou zijn voor de schulden van zijn ex-echtgenote.
2.2.12.Bij brief van 23 juli 2010 heeft de bank het RC-krediet van [appellant] en zijn ex-echtgenote opgeëist. Aan de sommatie tot betaling is niet voldaan. Bij brief van 19 augustus 2010 heeft de bank aangekondigd dat de vordering bij niet-nakoming uit handen zou worden gegeven ter incasso.
2.2.13.De bank heeft [appellant] op 27 augustus 2010 een offerte gezonden voor het overnemen van de financiering voor het pand aan de [de straat 3] te [plaats 2] , onder ontslag van zijn ex-echtgenote uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
2.2.14.De bank heeft haar vordering uit hoofde van het RC-krediet op 14 september 2010 ter incasso overgedragen aan [incasso] Incasso B.V. (hierna: [incasso] ; deze vennootschap is later overgenomen door [Group] Group AB). Eind september 2010 heeft [appellant] de achterstand op het krediet aangezuiverd, waarna [incasso] het kredietdossier weer aan de bank heeft teruggegeven.
2.2.15.Bij e-mail van 15 oktober 2010 heeft de bank [appellant] naar aanleiding van een telefonisch contact enkele dagen tevoren, zakelijk weergegeven meegedeeld dat splitsing van het RC-krediet afhankelijk was van het fiat van de afdeling kredieten.
2.2.16.De kredietaanvraag van de ex-echtgenote is in oktober 2010 door de fiatteurs van de bank afgewezen, omdat zij een te laag inkomen had om de betrokken lasten zelfstandig te kunnen dragen.
2.2.17.Begin 2011 ontstonden opnieuw betalingsachterstanden op zowel het RC-krediet als op een van de hypothecaire geldleningen ( [rekeningnummer] ). De bank zond [appellant] en zijn ex-echtgenote voor het krediet aanmaningen in (in ieder geval) februari, mei, juni, juli en augustus 2011 en voor de hypothecaire lening in februari, maart, april, mei en juni 2011.
2.2.18.Bij beschikking van 2 maart 2011 heeft de rechtbank Roermond de echtscheiding tussen [appellant] en zijn ex-echtgenote uitgesproken. De beschikking is op 10 mei 2011 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.19.Bij brief van 13 juli 2011 heeft de bank aan [appellant] en zijn ex-echtgenote meegedeeld dat de behandeling van het dossier met betrekking tot de hypothecaire lening [rekeningnummer] was overgedragen aan [incasso] .
2.2.20.Bij e-mail van 10 augustus 2011 heeft de bank aan de advocaten van [appellant] en zijn ex-echtgenote een 'uiteenzetting' gegeven 'van de uitgangspunten voor een tussentijdse herregeling' van de financiering voor [appellant] en zijn ex-echtgenote. De e-mail luidt verder als volgt:
Doel is om uiterlijk op 24 augustus een door beide ondertekende kredietovereenkomst te hebben waardoor er meer tijd is om de financiering obv het echtscheidingsconvenant voor beide echtelieden in privé te herregelen. In totaal is de schuldpositie op dit moment EUR 1.050.872,61 bestaande uit een rekening courant krediet en 5 middellange leningen. Op 7 augustus is er een betalingsachterstand van 68 dagen en zal op 24 augustus worden overgedragen en incassobureau [incasso] om terugbetaling af te dwingen. Als zekerheid hebben we een hypotheek op een aantal onroerende zaken met een totale marktwaarde van ± EUR 1.690.000.
Om de overdracht naar het incassobureau te voorkomen willen we de financiering gaan wijzigen door de huidige aflossingsverplichtingen tot nader order op te schorten en de financiële druk te verminderen. De heer en mevrouw moeten er wel voor zorg dragen dat de rentelasten conform huidige condities worden nagekomen en er geen verdere betalingsachterstanden ontstaan. We willen benadrukken dat aan het voorstel geen rechten ontleend kunnen worden en eea onder voorbehoud is van een goedkeuring door de fiatterende instantie binnen ABN AMRO Bank. Voor de beoordeling van de betaalbaarheid ontvangen wij zo spoedig mogelijk de aangifte inkomstenbelasting van beide kredietnemers en een overzicht van de huidige huurinkomsten en onderliggende huurcontracten. Indien we deze informatie niet op 12 augustus in ons bezit hebben kunnen we niet garanderen dat de gestelde tijdlijnen ruim genoeg zijn.
Voor de duidelijkheid delen we mede dat beide echtelieden tot nader order aansprakelijk zijn voor de gemeenschappelijke schuld en ze ook beiden akkoord moeten gaan met de voorgestelde herfinanciering.
2.2.21.Bij brief van 12 augustus 2011 heeft de bank aan [appellant] en zijn ex-echtgenote meegedeeld dat zij ingevolge de bepalingen van de hypotheekakte de hoofdsom van de hypothecaire lening [rekeningnummer] met rente volledig opeisbaar stelde. De vordering inclusief (boete)rente en kosten bedroeg toen € 178.211,69 en diende uiterlijk 26 augustus 2011 te zijn voldaan.
2.2.22.De ex-echtgenote en haar nieuwe partner zijn bij vonnis van 4 oktober 2011 op eigen aanvraag failliet verklaard. De curator heeft vervolgens de huurinkomsten uit het bij het convenant aan de ex-echtgenote toebedeelde beleggingspand geïncasseerd. De aan dit pand verbonden hypothecaire verplichtingen werden niet voldaan. Gedurende het faillissement van de ex-echtgenote is geen enkele (rente)betaling meer aan de bank gedaan.
2.2.23.Begin oktober 2011 heeft de bank haar vorderingen uit zowel het RC-krediet als de hypothecaire leningen ter incasso aan [incasso] overgedragen.
2.2.24.De bank heeft rond de jaarwisseling 2011/2012 besloten de vijf panden onderhands te verkopen met toestemming van de curator en [appellant] . In januari 2012 heeft de bank [makelaaerdij] Makelaardij opdracht gegeven de vijf panden te taxeren. [makelaaerdij] Makelaardij heeft op 17 februari 2012 rapport uitgebracht.
2.2.25.De advocaat van [appellant] heeft de bank bij e-mail van 26 april 2012 bericht dat [appellant] instemde met de onderhandse verkoop van de vijf panden.
2.2.26.De curator heeft de bank bij e-mail van 7 mei 2012 een termijn van drie maanden gesteld ex artikel 58 van de Faillissementswet. Bij e-mail van 9 mei 2012 heeft de curator de bank toestemming gegeven om de panden onderhands te verkopen. [makelaaerdij] Makelaardij heeft de panden te koop aangeboden.
2.2.27.Bij e-mail van 9 juli 2012 heeft [appellant] zijn toestemming voor onderhandse verkoop ingetrokken, omdat samengevat de vraagprijzen volgens hem veel te laag waren.
2.2.28.Bij brief van 11 juli 2012 heeft de bank alle leningen en het RC-krediet opgeëist.
De totale betalingsachterstand was toen ongeveer € 100.000,00.
2.2.29.De curator heeft bij e-mail van 24 september 2012 gemeld dat [Group] per direct openbaar diende te verkopen en zo niet, dat de curator de verkoop ter hand zou nemen.
Van de advocaat van [appellant] ontving [Group] op dezelfde dag het bericht dat [appellant] tracht zelfstandig de vijf panden te verkopen.
2.2.30.De bank heeft vervolgens besloten een executieveiling op te starten.
In december 2012 heeft zich een aspirant-koper (de heer [de aspirant-koper] ) bij de bank gemeld, die een bod uitbracht, dat lag onder zowel de vraagprijs als de getaxeerde executiewaarde. Nadat het bod was afgewezen heeft [de aspirant-koper] een tweede bod gedaan.
Tot een onderhandse verkoop is het niet gekomen.
2.2.31.In december 2012 zijn de vier beleggingspanden op de openbare veiling verkocht voor € 810.000,00 aan [de aspirant-koper] .
2.2.32.De voormalige echtelijke woning is op een openbare veiling op 17 januari 2013 verkocht voor € 179.000,00. Het pand is op een later tijdstip in 2013 doorverkocht met een winst van € 18.500,00.
2.2.33.Na de openbare verkopen resteerde een restschuld.
2.2.34.Het faillissement van de ex-echtgenote is op 8 oktober 2013 opgeheven bij gebrek aan baten.
2.2.35.Bij arrest van 28 februari 2014 heeft dit hof ten aanzien van [appellant] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Op de verificatievergadering van 12 mei 2016 is een akkoord dat [appellant] heeft aangeboden, aangenomen. De rechtbank heeft het akkoord op 1 juni 2016 gehomologeerd, waardoor de schuldsaneringsregeling is geëindigd.