Uitspraak
op het adres [woonadres] ,
De Dordtse Poorten te Dordrecht (open kamp).
- ‘mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft’ (feit 1 subsidiair) en
- ‘opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst’ (feit 2 primair),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank drie stuks inbeslaggenomen papier verbeurd verklaard en de teruggave gelast van een pandbrief.
hij op of omstreeks 22 maart 2014 te Well in de gemeente Bergen (L), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] (meermalen) geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of (gewelddadig) geduwd, in elk geval geweld tegen die [slachtoffer] gebruikt, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2014 tot en met 5 november 2014 in de gemeente Bergen (L) en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer vals(e) of vervalst(e) (koop)overeenkomst(en) – (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s), genoemde overeenkomst(en) heeft/hebben gebruikt als titel om (in rechte) van de erven van [slachtoffer] een geldbedrag van 1.400.000 euro te vorderen en/of om (vervolgens) beslag te laten leggen op vermogen van (de erven van) [slachtoffer] , en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die overeenkomst(en) (telkens) was/waren voorzien van een valse handtekening, welke handtekening (telkens) moest doorgaan voor de handtekening van [slachtoffer] ;
hij op of omstreeks 18 maart 2014, althans in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 22 maart 2014, in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [betrokkene] door beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te bewegen om (een) misdrijf/misdrijven, te weten het (mede)plegen van het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van [slachtoffer] (art. 282 van het Wetboek van Strafrecht) en/of het (mede)plegen van het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer] (art. 289 van het Wetboek van Strafrecht) en/of het (mede)plegen van het wegvoeren en/of wegmaken van het lijk van [slachtoffer] , met het oogmerk om het feit of de oorzaak van het overlijden te verhelen (art. 151 van het Wetboek van Strafrecht) te begaan, die [betrokkene] met dat voornemen heeft verteld en/of gevraagd of hij, die [betrokkene] , met hem, verdachte, die wederrechtelijke vrijheidsberoving en/of die moord en/of dat wegmaken van dat lijk wou begaan, en die [betrokkene] daartoe heeft verteld waar die [slachtoffer] te vinden zou zijn en/of hoe ze die zouden (kunnen) ontvoeren en/of dat er meerdere mogelijkheden waren om iemand dood te maken en/of waar ze het lijk van die [slachtoffer] zouden gaan dumpen (namelijk in cement van de Moerdijkbrug af in het water) en/of dat ze, althans hij, verdachte, losgeld zou(den) gaan vragen en/of welke financiële mogelijkheden daarna zouden bestaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op 22 maart 2014 te Well in de gemeente Bergen (L) [slachtoffer] heeft mishandeld door het gebruik van geweld tegen die [slachtoffer] , terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
hij in de periode van 22 maart 2014 tot en met 5 november 2014 in Nederland meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse (koop)overeenkomsten – elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, genoemde overeenkomst(en) heeft gebruikt als titel om (in rechte) van de erven van [slachtoffer] een geldbedrag van 1.400.000 euro te vorderen en om vervolgens beslag te laten leggen op vermogen van de erven van [slachtoffer] , en bestaande die valsheid hierin dat die overeenkomsten telkens waren voorzien van een valse handtekening, welke handtekening telkens moest doorgaan voor de handtekening van [slachtoffer] .
1..Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1/vriendin slachtoffer] d.d. 23 maart 2014, dossierpagina’s 358-359, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1/vriendin slachtoffer] , afgelegd op 22 maart 2014:
Antwoord getuige: Om 20.25 uur. (…) Ik ging weer met [slachtoffer] bellen, nadat ik uit de bus was gestapt. Ik hoorde dat zijn telefoon wel over ging, maar er werd niet opgenomen. (…) In mijn telefoon kunt u nog zien dat:
- ik om 7.17 uur (
het hof begrijpt: p.m.) heb gebeld met [slachtoffer] , 41 seconden.
- ik om 8.29 uur (
het hof begrijpt: p.m.) heb gebeld met [slachtoffer] , 3 seconden. Toen nam hij niet op.
Ik ben via de voordeur naar binnen gelopen. Ik zag dat die deur open stond.
Ik zag aan zijn gezicht dat het ernstig was. Daarna ben ik snel naar de buren gerend, [buurman] en [buurvrouw] . (…) Volgens mij heeft [buurman] de ambulance gebeld.
3..Proces-verbaal uitluisteren 112-melding d.d. 18 juni 2014, dossierpagina’s 432-433, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
4..Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 maart 2014, dossierpagina’s 434-436, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
5..Deskundigenrapport van drs. F.R.W. van de Goot, arts en forensisch patholoog bij The Maastricht Forensic Institute, d.d. 2 april 2014, dossierpagina’s 1150-1178, voor zover inhoudende de bevindingen van voornoemde arts en forensisch patholoog:
Er werden verschillende letsels voor aanvullende datering uitgenomen. De beoordeling werd verricht volgens het daarvoor vereiste 5-stapsprotocol.
Samenvattend: alle letsels lijken op grond van de voorgaande stappen een ouderdom te hebben van minder dan een uur.
(
Hof: voorafgaand (pagina’s 1169-1170) wordt steeds gesproken van “0 uren tot maximaal 1 uur”)
2. Er waren aan de armen, met name aan de buigzijde der ellebogen, oppervlakkige huidbeschadigingen.
3. Er was forse onderhuidse bloeduitstorting onder de huid van de linker hand en onder de huid van de vierde vinger van de rechter hand.
4. Er waren enkele oppervlakkige huidafschavingen aan de rug.
(…)
2. Er was enige bloeduitstorting onder de kapsels van de linkerslaapspier.
(…)
5. Er waren meerdere ribbreuken, zowel links als rechts, er was evenwel slechts geringe bloeduitstorting in de weke delen nabij de breuken aanwezig.
6. Er was extreme harthypertrofie (gewicht 710 gram, normaal circa 400 gram). Er waren aanwijzingen voor recente infarcering van de achter- en zijwand van de linkerkamer, alsmede het achterste 1/3 deel van het septum. Er was forse atherosclerose van de coronairen (kransslagaderen van het hart).
6..Deskundigenrapport van dr. P.A.M. Hofman, radioloog bij het Maastricht Universitair Medisch Centrum, d.d. 3 juni 2014, dossierpagina’s 1106-1114, voor zover inhoudende de bevindingen van voornoemde radioloog:
Er worden tekenen gezien van uitwendig inwerkend geweld op het hoofd, de hals, op de rug hoog beiderzijds en laag links op de rug en in de flank links. Er zijn letsels van beide handen en op de linker knie. Omdat de letsels zowel op de voorzijde als op de achterzijde van het lichaam aanwezig zijn, zijn de letsels niet te verklaren door een enkelvoudig uitwendig inwerkend geweld.
De diepe letsels in de hals en nek zijn naar alle waarschijnlijkheid ontstaan door een heftiger inwerkend geweld dan de meer oppervlakkig gelegen letsels in de onderhuidse vetweefsels.
De ribfracturen en de lucht in de weke delen van de borstholte zijn te verklaren door een compressie van de borst.
7..Brief van A. Maes, arts en patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 18 augustus 2014, gericht aan het kabinet van de rechter-commissaris in de rechtbank Limburg te Maastricht, voor zover inhoudende als de bevindingen van voornoemde arts en patholoog:
8..Proces-verbaal van sporenonderzoek en bergen van het slachtoffer [slachtoffer] d.d. 22 (het hof leest: 23) maart 2018, dossierpagina’s 749-751, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
- een trui met V-hals, kleur: grijs (AAEX3424NL).
9..Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Well op 22 maart 2014, met bijlagen, opgemaakt door dr. L.H.J. Aarts, deskundige forensisch onderzoek van biologisch sporen en DNA bij het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 15 oktober 2014, dossierpagina’s 968-976, met als bijlage de foto’s waarop te zien is op welke plaatsen is bemonsterd, voor zover inhoudende de bevindingen van voornoemde deskundige:
AAEX3424NL#02 de achterzijde van de kraag,
AAEX3424NL#04 de linker bovenarm,
3. Onder de aanname dat de onbekende man A donor is van celmateriaal in de bemonstering AAEX3424NL#07 en onder de aanname dat het celmateriaal in deze bemonstering afkomstig is van twee personen, is het DNA-profiel van de andere donor van het celmateriaal in deze bemonstering afgeleid. Het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] RABE7476NL matcht met dit afgeleide DNA-profiel. Dit betekent dat [verdachte] donor kan zijn van celmateriaal in deze bemonstering. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit afgeleide DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
10..Rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Well op 22 maart 2014, opgemaakt door drs. J. Koopman, deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA bij het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 20 januari 2015, dossierpagina’s 995-997, voor zover inhoudende de bevindingen van voornoemde deskundige:
Na onderzoek in de diverse systemen is gebleken dat genoemde [bijnaam verdachte] wellicht kan zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum in het jaar] 1974, wonende aan de [voormalig woonadres verdachte] . Van [bijnaam verdachte] werden de historische belgegevens opgevraagd van enkele telefoonnummers die aan hem te relateren zijn, waaronder het telefoonnummer [telefoonnummer 2] .
Uit de woning van het slachtoffer werd de mobiele telefoon van het slachtoffer ontvreemd, voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
het hof begrijpt: van dit telefoonnummer van [bijnaam verdachte]) dit het allerlaatste telefonisch contact is op de lijst met historische verkeersgegevens, welke zijn opgevraagd tot en met 24 maart 2014.
12..Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 26 maart 2014, dossierpagina’s 346-348, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2] :
13..Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 11 september 2014, met bijlagen, dossierpagina’s 236-252, voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 3] :
Ja, ik weet dat [verdachte] bezig was met een plan. [verdachte] wilde ergens veel geld mee verdienen. Over dat beslag en zo. (…)
14..Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 9 juli 2014, dossierpagina’s 1202-1214, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
.15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 juli 2014, dossierpagina’s 1215-1224 in combinatie met het nagenoeg verbatim uitgewerkte verhoor als vervat in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 augustus 2014, dossierpagina’s 1225-1251, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
- hij inderdaad zaterdag 22 maart 2014 in de woning is geweest;
(…)
- hij de deur van de keuken vernielde door hem in te trappen;
(…)
- hij heeft gezien dat [slachtoffer] bewusteloos was en dat hij hem nog slecht hoorde ademen.
16..Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 10 juli 2014, dossierpagina’s 1252-1260, met fotobijlagen op dossierpagina’s 1261-1263, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] :
hof: foto van een bewakingscamera van een tankstation, gedateerd 22 maart 2014 te 19.22.25 uur, dossierpagina 1263)?
Antwoord verdachte: Dat ben ik bij het tankstation, (…), kijk maar de tijd klopt ook nog.
Antwoord getuige: Ja we kwamen dus met de auto aan daar in Well. (…) We waren met zijn tweeën. (…) Er waren daar een man en een vrouw (het hof begrijpt: [slachtoffer] en [getuige 1/vriendin slachtoffer] ). (…) [verdachte] , die man en ik zijn aan de tafel gaan zitten.
Antwoord getuige: Ik heb die koffer mee naar binnen genomen. Die koffer heeft de gehele tijd bij mij gestaan. In dat hele uur is die koffer niet open geweest. Ik heb die koffer ook weer mee naar de auto genomen. Ik heb de koffer weer op de achterbank gezet.
Antwoord getuige: Ja, zoals ik al eerder verklaarde heb ik die tas gedragen. Ik weet wel dat er geen geld uit die tas is gekomen. Ik heb geen geld gezien. Ik heb ook geen handelingen gezien die er op leken dat er geld betaald werd. Ik heb die tas onder controle gehad en daar is geen geld uit gekomen.
20..Proces-verbaal van bevindingen documenten d.d. 23 mei 2014, dossierpagina’s 513-515, met als bijlagen de bijbehorende bescheiden, dossierpagina’s 516-523, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
-1) een kopie van een handgeschreven overeenkomst.
-2) een kopie van een koopovereenkomst.
-3) een kopie van een factuur.
-4) een kopie van twee brieven van advocatenkantoor [advocaat] .
-5) een kopie van een bladzijde van een contract tussen [betrokkene 2] en [slachtoffer] , met daarop de handtekening van [slachtoffer] .
De brief is ondertekend (
het hof begrijpt: er staan handtekeningen) voor ontvangst door [slachtoffer] en voor afgifte door [verdachte] .
De handtekening (
het hof begrijpt: geplaatst bij de vermelding van de naam) van [slachtoffer] werd vergeleken met de handtekening op het contract tussen [betrokkene 2] en [slachtoffer] (zie bovengenoemd document 5). De beide handtekeningen kwamen in het geheel niet met elkaar overeen.
In deze koopovereenkomst staan als partijen genoemd verkoper: [slachtoffer] , [woonadres slachtoffer] Well en koper de heer [verdachte] , wonende te [voormalig woonadres verdachte] .
Beschreven in deze koopovereenkomst is de koop/verkoop van een Engelenbeeld Braun en een perceel grond te Venlo.
Nadere beschrijvingen van de 2 objecten staan er niet in.
Artikel 1 spreekt over het ontvangen door [slachtoffer] van 400.000 euro.
Artikel 2 spreekt over het ontvangen van een aanbetaling van 1.000.000 euro voor het perceel grond.
Hieruit zou dan kunnen worden afgeleid dat er 400.000 euro voor het beeld zou zijn betaald.
Artikel 3 spreekt over het feit dat het beeld op 22 maart 2014 klaar moest staan voor vervoer inclusief de bijbehorende papieren.
Artikel 4 spreekt over een geldigheid verklaring koopovereenkomst.
Artikel 5 behelst een clausule bij niet nakomen van de gemaakte afspraken. Het bedrag zou dan moeten worden teruggestort aan de koper.
Artikel 6 behelst een clausule bij niet tijdig afleveren, nakomen of overlijden of andere bijkomende zaken. Het totale bedrag zal dan moeten worden teruggestort aan de koper.
De koopovereenkomst werd wederom ondertekend door (
het hof begrijpt wederom dat er handtekeningen stonden geplaatst bij de vermelding van de namen van)[slachtoffer] en [verdachte] .
De handtekening (
het hof begrijpt: geplaatst bij de vermelding van de naam) van [slachtoffer] kwam grotendeels overeen met de handtekening op het geschreven contract (bijlage 1) en kwam dus ook geheel niet overeen met de handtekening (
het hof begrijpt: geplaatst bij de vermelding van de naam) van [slachtoffer] in andere rechtsgeldige contracten zoals vermeld in de bijlagen 5 en 6.
Vermeld staat dat de factuur betaald is op 19 maart 2014 en dat aflevering zal geschieden op 22 maart 2014. Tevens staat vermeld dat de factuur het bewijs van betaling is.
Als briefhoofd [is vermeld] AANTEKENEN EN PER GEWONE POST aan gezamenlijke erven heer [slachtoffer] , [woonadres slachtoffer] , [postcode] Bergen. De brief is voorzien van de afzendplaats Haarlem d.d. 15 mei 2014. Gesteld wordt dat 1.400.000 euro binnen 10 dagen moet worden overgemaakt op ING Bank [bankrekeningnummer] t.n.v. Stichting derdengelden [advocaat] c.s. advocaten. Dit gelet op artikel 5 en 6 van de koopovereenkomst.
De brief is getekend door advocaat [advocaat] .
Als briefhoofd [is vermeld] AANTEKENEN EN PER GEWONE POST aan gezamenlijke erven heer [slachtoffer] , [woonadres slachtoffer] , [postcode] Bergen. De brief is voorzien van de afzendplaats Haarlem d.d. 16 mei 2014. Gesteld wordt dat 1.400.000 euro binnen 10 dagen moet worden overgemaakt op ING Bank [bankrekeningnummer] t.n.v. Stichting derdengelden [advocaat] c.s. advocaten. Dit gelet op artikel 5 en 6 van de koopovereenkomst.
De brief is getekend bij de naam [advocaat] met vermelding van de letters ‘nd’.
Deze brief is vrijwel identiek aan de brief vermeld in bijlage 4. Afwijkingen betreffen de adressering in de plaatsnaam Bergen en Well LB en de verzenddatum 15 en 16 mei.
21..Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland te Haarlem d.d. 1 september 2014 met bijlage, dossierpagina’s 587-588, voor zover inhoudende de bevindingen van de rechter-commissaris en griffier:
(
hof: origineel van de hiervoor in bewijsmiddel 20 onder 2 genoemde kopie, ten behoeve van forensisch onderzoek voorzien van SIN-nummer AAHP5799NL #001 en #002, vide dossierpagina’s 55 en 56);
- Een factuur
(
hof: origineel van de hiervoor in bewijsmiddel 20 onder 3 genoemde kopie, ten behoeve van forensisch onderzoek voorzien van SIN-nummer AAHP5799NL #003, vide dossierpagina’s 55 en 57);
- Originele handgeschreven koopovereenkomst tussen [slachtoffer] en [verdachte]
(
hof: origineel van de hiervoor in bewijsmiddel 20 onder 1 genoemde kopie, ten behoeve van forensisch onderzoek voorzien van SIN-nummer AAHP5799NL #004, vide dossierpagina’s 55 en 58).
22..Rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Well op 22 maart 2014, opgemaakt door dr. LH.J. Aarts, deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA bij het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 6 februari 2015, dossierpagina’s 1012-1016, voor zover inhoudende de bevindingen van voornoemde deskundige:
AAHP5799NL#02 bemonstering van vouwranden van een akte (document 2:
vervolg koopovereenkomst 19 maart 2014)
AAHP5799NL#03 bemonstering van een akte, ter hoogte van de handtekening van [verdachte] (document 2: vervolg koopovereenkomst 19 maart
2014)
AAHP5799NL#04 bemonstering van vouwranden van een akte (document 4:
handgeschreven overeenkomst)
1. In het DNA-profiel van het celmateriaal in deze bemonstering zijn enkele zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar die duiden op de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal van minimaal één andere persoon. Deze zwak aanwezige DNA-kenmerken zijn te gering in aantal en intensiteit om te betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
23..Proces-verbaal (hof: stamproces-verbaal) d.d. 21 juli 2016, dossierpagina’s 10-94, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Hof: dossierpagina 59:)
Hof: dossierpagina 64:)
Op 7 november 2014 werden door de getuige [zoon slachtoffer] diverse documenten met daarop de handtekening van het slachtoffer [slachtoffer] aan het onderzoekstam overhandigd. Deze werden als referentiemateriaal overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut.
Door het NFI werd een vergelijkend handschriftonderzoek gedaan. Hiervoor werden onder andere de onderstaande documenten gebruikt:
- geprinte uitgewerkte koopovereenkomst (SIN-nr. AAHP5799NL#002);
- handgeschreven koopovereenkomst (SIN-nr. AAHP5799#004);
- kopie handgeschreven koopovereenkomst (afbeelding 17/SIN-nr. AAHP5801);
- het genoemde referentiemateriaal overhandigd door [zoon slachtoffer] .
Als referentiemateriaal met betrekking tot de vraag of deze betwiste handtekeningen door [slachtoffer] zelf zijn geplaatst dienden diens handtekeningen op de diverse documenten [AAHP5793NL] (hof: diverse niet aan de onderhavige verdenking gerelateerde documenten met de handtekening van [slachtoffer] , vide dossierpagina 1055).
De kans op de bevindingen wanneer de betwiste handtekeningen wel door [slachtoffer] zelf zijn geplaatst acht ik uiterst klein en alleen denkbaar wanneer [slachtoffer] op andere dan voor hem gebruikelijke wijze heeft ondertekend. Of daar in dit geval sprake van kan zijn, is niet op schriftkundige gronden vast te stellen.
Hypothese T2: De teksten van deze twee overeenkomsten zijn door verschillende personen geschreven.
veel waarschijnlijkerwanneer hypothese T1 juist is (de overeenkomsten zijn door dezelfde persoon geschreven) dan wanneer hypothese T2 juist is.
Hypothese T2: De betwiste handtekening is een vervalsing van de handtekening van
.
zeer veel waarschijnlijkerwanneer hypothese H2 juist is (de handtekeningen zijn vervalsingen) dan wanneer hypothese H1 juist is.
25..Verzoekschrift beslaglegging, d.d. 2 juni 2014, dossierpagina’s 315-317, opgesteld door [advocaat] c.s. advocaten, voor zover inhoudende:
het hof begrijpt: [verdachte]) heeft op 19 maart 2014 een overeenkomst gesloten met de heer [slachtoffer] . Deze overeenkomst (productie 2) heeft betrekking op de koop van een houten engelenbeeld van Braun, alsmede op de aanbetaling op een perceel grond in Venlo.
(…)
3. In de koopovereenkomst - artikel 6 - is bepaald dat bij onder meer overlijden van de verkopende partij het totaal bedrag retour zal worden geboekt.
4. Kort na het ondertekenen van de koopovereenkomst, doch vóór het leveren van het houten beeld aan verzoeker, is de heer [slachtoffer] komen te overlijden.
(…)
11. Verzoeker heeft ter verzekering van zijn aanspraken op verweerders belang bij een conservatoir beslag op de volgende onroerende zaken van de overledene:
* het pand staande en gelegen te Well (LB) aan de [woonadres slachtoffer] ,
* het industrieterrein gelegen te Venlo aan de [adres 3] (…).
(…)
Gouden Engelenbeeld (
het hof begrijpt dat bedoeld zal zijn: houten engelenbeeld)
(…)
1. Verzoeker U Edelachtbare verzoekt om zijn vordering op gerekwestreerde inclusief renten en kosten voorshands vast te stellen op € 1.820.000,00 (…) en hem verlof te verlenen de aldus vastgestelde vordering te verzekeren middels conservatoir beslag
- op het onroerend goed te Well (LB) aan de [woonadres slachtoffer] , kadastraal bekend Bergen (L) [kadastrale aanduiding 1]
- op het onroerend goed te Venlo aan de [adres 3] , kadastraal bekend Venlo [kadastrale aanduiding 2]
- op de roerende zaken als vermeld in het verzoekschrift omschreven sub 12, welke zich bevinden in het pand te Well (LB) aan de [woonadres slachtoffer] .
26..Verlofbeschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 12 juni 2014, dossierpagina 320, voor zover inhoudende:
28..
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2014, dossierpagina 554, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 10] :
29..Exploit van dagvaarding van de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] d.d. 19 juni 2014, voor zover inhoudende:
1. Eiser in deze procedure, de heer [verdachte] (verder ‘ [verdachte] ’), heeft op 19 maart 2014 een koopovereenkomst gesloten met de heer [slachtoffer] (verder ‘ [slachtoffer] ’).
engelenbeeld van de kunstenaar Braun, alsmede op de aanbetaling op een perceel
grond in ( [postcode 3] ) Venlo. Dit stuk grond is gelegen aan de [adres 3] .
een opeisbare vordering op de erven groot € 1.400.000,00 te vermeerderen met rente
en kosten.
Het de rechtbank behage om gedaagden bij vonnis, uitvoerbaar verklaard bij voorraad, te veroordelen om aan eiser tegen behoorlijke kwijting te voldoen het boven aangegeven bedrag groot € 1.400.000,00 (ZEGGE: ÉÉNMILJOENVIERHONDERDDUIZEND EURO) te vermeerderen met de wettelijke rente sedert 15 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen verschotten, die van beslaglegging, griffierecht en van het salaris advocaat.
30..Tapgesprek tussen de verdachte en [getuige 3] d.d. 18 juni 2014, dossierpagina’s 686-689, voor zover inhoudende het telefoongesprek, waarbij de verdachte [getuige 3] belt:
[getuige 3] : “Hè?”
Verdachte: “We gaan dan weg.”
(…)
Verdachte: “We kunnen gaan en een mooi huis kopen en gaan we potverdorie in Turkije wonen.”
(…)
[getuige 3] : “Je bent binnen joh, [verdachte] ! Je bent geslaagd in het leven.”
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is volgens de raadsman het alibi van [betrokkene 2] en [zoon slachtoffer] niet te verifiëren. Daarbij komt dat er steun voor de verklaring van de verdachte is te vinden in de omstandigheid dat er op de kleding van het slachtoffer ook DNA is gevonden van een of meerdere onbekend gebleven mannen.
De ribfracturen en de lucht in de weke delen van de borstholte zijn te verklaren door een compressie van de borst.
Getuige [getuige 1/vriendin slachtoffer] kwam tegen 20.30 uur met de bus in Well aan, belde om 20.29 uur met [slachtoffer] en kreeg toen geen gehoor. Zij is vervolgens naar huis gaan lopen.
Het ten laste gelegde moet zich derhalve voor 20.50 uur hebben voorgedaan.
Er heeft tussen de verdachte en het slachtoffer ook lichamelijk contact plaatsgehad, nu met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid is vastgesteld dat het op de trui van het slachtoffer aangetroffen DNA-profiel het DNA van de verdachte betreft.
Op 8 juli 2014 heeft de verdachte verklaard dat toen hij de 22e maart 2014 in de woning van [slachtoffer] was er ook ‘andere mannen’ waren, dat zijn vrouw en zoon niet daar aanwezig waren en dat de zoon van [slachtoffer] meermalen naar [slachtoffer] belde. [zoon slachtoffer] had hij maar één keer gezien, namelijk die dag dat hij naar het perceel van [slachtoffer] was gaan kijken (
hof: 15 maart 2014) (dossierpagina’s 1210 en 1212).
Op 9 juli 2014 heeft de verdachte verklaard dat de 22e maart 2014 meer personen in de woning van [slachtoffer] waren, waaronder [betrokkene 2] en een mannetje van hem, dat [slachtoffer] moeilijker ademde en dat de aanwezigen hem onder druk zetten. [betrokkene 2] en zijn mannetje brachten [slachtoffer] naar de kelder, waarop de verdachte uit machteloosheid de keukendeur intrapte en hij vanuit de kelder een tasergeluid hoorde (dossierpagina 1223).
Later die dag beroept de verdachte zich eerst op zijn zwijgrecht, omdat hij niet weet welke belastende informatie er over hem is, maar uiteindelijk verklaart de verdachte dat het slachtoffer naar de kelder is gebracht (dossierpagina 1246). Op 10 juli 2014 verklaarde de verdachte aanvullend dat dit is gebeurd door de zoon van [slachtoffer] en [betrokkene 2] en dat hij, verdachte, het slachtoffer in de kelder op zijn buik heeft zien liggen (dossierpagina’s 1253 e.v.).
Het slachtoffer is hierdoor in de kelder van zijn woning, zonder de nabijheid van zijn naasten, komen te overlijden. Voorafgaand aan zijn laatste momenten moet het slachtoffer grote angsten hebben uitgestaan en pijn hebben ondervonden. De verdachte heeft met zijn handelen aan de nabestaanden immens en onherstelbaar leed toegebracht.
Met oplegging van de respectievelijk door de rechtbank gevonniste en door advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest zou naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht worden gedaan aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Ook komen in die straf de hierboven door het hof in het nadeel van de verdachte betrokken feiten en omstandigheden die strafverhogend werken onvoldoende tot uitdrukking. Het hof zal derhalve overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
onttrekking aan het verkeervan twee stuks papier met beslagnummer 462338 en één stuk papier met beslagnummer 462342, welke voorwerpen in beslag zijn genomen en nog niet zijn teruggegeven;
teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven pandbrief met beslagnummer 462346.