ECLI:NL:GHSHE:2020:1
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging uithuisplaatsing van minderjarige na derde opname in moeder-kind-voorziening
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2018. De moeder, appellante in deze zaak, heeft verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te vernietigen, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige was verleend. De moeder is van mening dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen en dat de uithuisplaatsing schadelijk is voor de hechting tussen haar en de minderjarige.
De zaak is ontstaan na een derde opname in een moeder-kind-voorziening, waaruit bleek dat de moeder niet in staat was om de zorg voor de minderjarige adequaat te dragen. De GI (Gecertificeerde Instelling) heeft herhaaldelijk gerapporteerd dat de moeder tekortschiet in haar emotionele beschikbaarheid en opvoedkundige vaardigheden. Ondanks dat de moeder stappen in de goede richting heeft gezet, zoals blijkt uit positieve rapportages, is het hof van oordeel dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft voor de ontwikkeling van de minderjarige.
Het hof heeft de argumenten van de moeder en de GI zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de uithuisplaatsing in het belang van de minderjarige is, gezien zijn jonge leeftijd en de zorgen over zijn veiligheid. De moeder heeft in het verleden intensieve hulpverlening ontvangen, maar de noodzakelijke verbeteringen in de opvoedingssituatie zijn uitgebleven. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.