In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een zorg- en contactregeling is vastgesteld tussen de vader en de minderjarige. De moeder verzoekt om de beschikking te vernietigen en de minderjarige zelf te laten bepalen wanneer zij contact heeft met de vader. De vader verzoekt om bekrachtiging van de beschikking. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 februari 2019, waarbij de moeder niet aanwezig was. Het hof constateert dat de moeder niet de volledige medewerking verleent aan de zorgregeling en dat er een patroon is waarin zij het contact tussen de minderjarige en de vader tegenhoudt. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, omdat het in het belang van de minderjarige is dat zij contact heeft met haar vader. De moeder wordt niet in de proceskosten veroordeeld, om te voorkomen dat dit negatief wordt uitgelegd aan de minderjarige. De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd en de proceskosten worden gecompenseerd.