In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een incident dat is opgeworpen door mr. B.A.H.M. Boelens, de vereffenaar van de nalatenschap van een overleden moeder. De vereffenaar heeft verzocht om schorsing van de procedure op basis van artikel 225 Rv, na het overlijden van de moeder op 5 augustus 2018. De moeder had in haar testament haar kinderen onterfd en een stichting als enige erfgenaam benoemd. Deze stichting heeft de nalatenschap verworpen, waardoor de broers, zussen en nichtjes van de moeder tot de nalatenschap zijn geroepen. De vereffenaar, benoemd door de rechtbank Oost-Brabant, heeft de schorsing ingeroepen vanwege de complexiteit van de nalatenschap en de aanhangige procedures.
Het hof heeft vastgesteld dat de vereffenaar als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat de schorsing van de procedure rechtsgeldig is. De vereffenaar heeft haar belang bij de schorsing voldoende toegelicht, en het hof heeft geoordeeld dat de zaak met ingang van 18 december 2018 is geschorst. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft bepaald dat de zaak ambtshalve zal worden doorgehaald, en dat partijen de procedure kunnen hervatten na de schorsing.
De uitspraak is gedaan op 12 maart 2019, waarbij het hof de vordering van de vereffenaar heeft toegewezen en de schorsing heeft bevestigd.