6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [appellant] drijft een eenmanszaak onder de naam De Verhuurder, waarin hij als specialist op het gebied van huurbemiddeling onder meer adviseert en bemiddelt bij het verhuren van woningen.
b) [geïntimeerden c.s.] zijn tot 1 september 2017 eigenaren van de woning aan de [adres] te [plaats] geweest.
c) Begin 2014 hebben [geïntimeerden c.s.] een ander huis gekocht en de hiervoor genoemde woning te koop gezet. Toen verkoop op zich liet wachten hebben [geïntimeerden c.s.] besloten de woning (in afwachting van verkoop) tijdelijk te verhuren en zijn zij in contact gekomen met [appellant] .
d) [appellant] heeft in 2014 bemiddeld bij de eerste tijdelijke verhuur van de woning.
e) In 2015 hebben [geïntimeerden c.s.] zelf een opvolgend huurster gevonden in mevrouw [opvolgend huurster] (hierna: [opvolgend huurster] ). [appellant] heeft op verzoek van [geïntimeerden c.s.] de woning met [opvolgend huurster] bezichtigd en een concept huurovereenkomst voor tijdelijke verhuur voor 12 maanden op basis de Leegstandswet opgesteld ingaande 1 maart 2016. In de considerans van genoemde concept huurovereenkomst staat onder meer:
“(dat) de gemeente Vught aan verhuurder een vergunning afgegeven heeft voor tijdelijke verhuur op basis van de Leegstandswet (van 15 september 2014 tot 15 september 2019)”
f) [geïntimeerden c.s.] hebben op 20 januari 2016 voor de tijdelijke verhuur onder de Leegstandwet een vergunning aangevraagd bij de Gemeente Vught.
g) Op verzoek van [opvolgend huurster] is de ingangsdatum van de huur vervroegd naar 1 februari 2016. De definitieve versie van de huurovereenkomst is door [appellant] opgemaakt en op kantoor bij [appellant] ondertekend. In de considerans van de definitieve versie van de huurovereenkomst staat ook de hiervoor geciteerde zinsnede.
h) Bij brief van 3 februari 2016 is aan [geïntimeerden c.s.] de aangevraagde vergunning onder de Leegstandwet verleend voor de periode van 5 jaar, ingaande op 3 februari 2016 en eindigend op 2 februari 2021. Een huurprijs is daarin niet vermeld.
i. i) Medio juni 2016 is er een huurbetalingsachterstand ontstaan, waarover na advies van [appellant] door [geïntimeerden c.s.] een brief aan [opvolgend huurster] is gestuurd. [opvolgend huurster] heeft een advocaat ingeschakeld en ook [geïntimeerden c.s.] hebben dat gedaan.
j) Gezien de problemen met de huurachterstand hebben [geïntimeerden c.s.] op 20 september 2016 de huurovereenkomst met [opvolgend huurster] opgezegd tegen 1 februari 2017.
k) [opvolgend huurster] heeft tegen die opzegging bezwaar gemaakt en aanspraak gemaakt op huurbescherming ingevolge art. 7:271 BW e.v. omdat de huurovereenkomst volgens haar niet voldoet aan de eisen van de Leegstandwet.
l) Bij brief van 10 november 2016 heeft de advocaat van [geïntimeerden c.s.] [appellant] aangeschreven en, als gevolg van beweerd tekortschieten door [appellant] in zijn advisering en zorgplicht, aansprakelijk gesteld voor de kosten gepaard gaand met een door haar voor [geïntimeerden c.s.] te voeren ontruimingsprocedure. [appellant] heeft ontkend te zijn tekortgeschoten en aansprakelijkheid voor de schade afgewezen.
m) De huurachterstand is door [opvolgend huurster] voldaan kort voor de mondelinge behandeling van het door [geïntimeerden c.s.] tegen [opvolgend huurster] aanhangig gemaakte ontruimings-kort geding.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben [geïntimeerden c.s.] een minnelijke regeling met [opvolgend huurster] getroffen. Met instemming van partijen is [opvolgend huurster] bij vonnis van 19 december 2016 van de kantonrechter te ‘s-Hertogenbosch veroordeeld om het gehuurde per 1 augustus 2017 te ontruimen en te verlaten. De proceskosten zijn gecompenseerd en het meer of anders gevorderde is afgewezen.