Mijn naam is [getuige] . Ik ben geboren op [geboortedatum] 1972
te [geboorteplaats] . Ik werk sinds 1 april 2005 op de afdeling ICT van AKD N.V. in [vestigingsplaats] .
Ik ben door Mr H.C.A. van der Houven van Oordt, advocaat bij AKD N.V. in [vestigingsplaats] ,
gevraagd om een technische analyse te maken van een elektronisch bestand (msg-bestand)
van een email die ik van hem als attachment heb doorgestuurd gekregen.
Van de door mij ontvangen elektronische versie van dat doorgezonden emailbericht voeg ik
bijgaand een door mijzelf gemaakte print bij.
Het gaat om een email die door [e-mailadres 1] op 1 juli 2016 om 15.53.21
uur (UTC) is verzonden aan de volgende drie e-mailadressen: [e-mailadres 2] ,
[e-mailadres 3] en [e-mailadres 4] .
De header van deze email heb ik ingevoerd in de applicatie op [applicatie] . Hieruit blijkt
dat de email om 15.52.32 uur (UTC) is afgeleverd. Het is onwaarschijnlijk dat de inhoud van
de email in die korte tijd door iemand kan zijn gewijzigd. Dit nog afgezien van het feit dat
het aanpassen van een email tussen verzending en aflevering praktisch onmogelijk is.
Het is in Outlook mogelijk om de tekst van een ontvangen email aan te passen en opnieuw
te slaan als nieuw msg-bestand. Dat bestand heeft dan niet meer de headerinformatie die
hoort bij het oorspronkelijke bericht. Ik had de analyse op [applicatie] dan niet kunnen
uitvoeren.
Naar aanleiding van de aan mij gestelde vraag heb ik ook nog onderzoek gedaan of het
mogelijk is om de inhoud van een msg-bestand aan te passen met behoud van de
oorspronkelijke header informatie. Uit dit onderzoek is mij gebleken dat dit alleen mogelijk
is wanneer gebruik wordt gemaakt van bijzondere conversie software. Van het bestaan van
deze bijzondere conversie software was ik eerder niet op de hoogte.
Bijgaande door mij uitgeprinte email zal dus gelijk moeten zijn aan de email zoals deze op 1
juli 2016 werd verzonden en ontvangen, tenzij deze is aangepast met gebruikmaking van
niet-standaard kantoorsoftware (datum en handtekening).
8.4.2.Aldus wordt in ieder geval niet voldaan aan hetgeen wordt voorgesteld als te kiezen aanpak in “
ICCA’S GUIDE TO THE INTERPRETATION OF THE 1958 NEW YORK CONVENTION: A HANDBOOK FOR JUDGES”,2011, Published by the International Council for Commercial Arbitration (ISBN 978-90-817251-1-8, www.arbitration-icca.org), pagina 50:
“
(iii) Arbitration agreement contained in exchange of electronic communications
The wording of Article II(2) was intended to cover the means of communication that existed in 1958. It can be reasonably construed as covering equivalent modern means of communication. The criterion is that there should be record in writing of the arbitration agreement. All means of communication that fulfil this criterion should then be deemed as complying with Article II(2), which includes faxes and e-mails.
With respect to e-mails, a conservative approach indicates that the written form under the Convention would be fulfilled provided that signatures are electronically reliable or the effective exchange of electronic communications can be evidenced through other trustworthy means. This is the approach that has been endorsed by UNCITRAL in its 2006 amendment of the Model Law (see Annex III).
Van betrouwbare elektronische handtekeningen is immers in de onderhavige zaak niet gebleken, noch van een voldoende gebleken daadwerkelijke uitwisseling van mails.