Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
voorlopigmede aan de vader toekomt, totdat hierop door de rechtbank nader is beslist.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de bekrachtiging van een ondertoezichtstelling van een minderjarige, die is ingesteld vanwege ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 juli 2018, stelt dat er geen noodzaak is voor een ondertoezichtstelling en dat zij in staat is om een stabiele thuissituatie te bieden voor haar kind. De moeder heeft een eigen appartement en is bezig met een opleiding en het opzetten van een eigen bedrijf. Ze beweert dat de hulpverlening die is aangeboden niet noodzakelijk is en dat zij voldoende ondersteuning heeft van haar ouders.
De vader van de minderjarige is van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de geschiedenis van de moeder en het feit dat zij in het verleden al drie andere kinderen heeft verloren aan uithuisplaatsing. Hij wijst op de zorgen over de thuissituatie en het functioneren van de moeder, en stelt dat zij de hulpverlening niet daadwerkelijk accepteert. De Gecertificeerde Instelling (GI) ondersteunt de vader in zijn standpunt en benadrukt dat er al jarenlang zorgen zijn over de moeder en dat zij niet meewerkt aan de benodigde hulpverlening.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. De moeder heeft niet voldoende aangetoond dat zij in staat is om de zorg voor haar kind op zich te nemen zonder de ondertoezichtstelling. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De beslissing is genomen in het licht van de feiten en omstandigheden die zijn gepresenteerd, inclusief de weigering van de moeder om mee te werken aan de noodzakelijke hulpverlening.