In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de voogdij en het gezag over de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005. De stiefvader en de vader van [de minderjarige] hebben beiden hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het gezag van de vader werd beëindigd en de GI tot voogdes werd benoemd. De stiefvader verzocht om benoeming tot voogd, terwijl de vader zich verzet tegen deze benoeming en de beëindiging van zijn gezag. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 januari 2019, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] een kwetsbare voorgeschiedenis heeft en dat de stiefvader op dit moment niet met de voogdij kan worden belast. De rechtbank heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd. Het hof benadrukt het belang van begeleiding door de GI en het creëren van een stabiele omgeving voor [de minderjarige].