ECLI:NL:GHSHE:2019:921

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
7 maart 2019
Zaaknummer
200.247.995_01 en 200.248.461_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en voogdij van minderjarige na overlijden moeder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de voogdij en het gezag over de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005. De stiefvader en de vader van [de minderjarige] hebben beiden hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het gezag van de vader werd beëindigd en de GI tot voogdes werd benoemd. De stiefvader verzocht om benoeming tot voogd, terwijl de vader zich verzet tegen deze benoeming en de beëindiging van zijn gezag. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 januari 2019, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] een kwetsbare voorgeschiedenis heeft en dat de stiefvader op dit moment niet met de voogdij kan worden belast. De rechtbank heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd. Het hof benadrukt het belang van begeleiding door de GI en het creëren van een stabiele omgeving voor [de minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 7 maart 2019
Zaaknummer : 200.247.995/01 en 200.248.461/01
Zaaknummers 1e aanleg: C/03/247249 / FA RK 18-819 en C03/251606 FA RK 18-2336
in de zaken in hoger beroep van:
[appellant 1 in 200.247.995_01],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in de zaak met nummer 200.247.995/01,
hierna te noemen: de stiefvader,
advocaat: mr. J.H.M. Verstraten,
en
[appellant 2 in 200.248.461_01],
appellant in de zaak met nummer 200.248.461/01,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.H.J. Coppers,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder in beide zaken,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende in beide zaken wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 26 juli 2018 gewezen onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2018, heeft de stiefvader, zo begrijpt het hof, verzocht voormelde beschikking gedeeltelijk te vernietigen en hem tot voogd over [de minderjarige] te benoemen indien het ouderlijk gezag wordt beëindigd. Dit hoger beroep is geadministreerd onder nummer 200.247.995/01.
2.1.1.
Op 19 december 2018 heeft de vader een verweerschrift met producties ingediend. Hij heeft verzocht om het hoger beroep van de stiefvader af te wijzen, kosten rechtens.
2.2.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 oktober 2018, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de verzoeken van de raad af te wijzen, kosten rechtens. Dit hoger beroep is geadministreerd onder nummer 200.248.461/01.
2.2.1.
Op 30 december 2018 heeft de stiefvader in voormeld hoger beroep (100.148.461/01) een verweerschrift met producties ingediend. Tevens verzoekt de stiefvader dat hij tot voogd over [de minderjarige] zal worden benoemd. Dit verzoek is gelijk aan het verzoek onder 2.1.
2.3.
De GI heeft op 18 december 2018 een verweerschrift ingediend, dat, zoals ter zitting besproken, als in beide zaken ingediend wordt beschouwd.
2.4.
Gelet op de samenhang tussen beide zaken zijn de zaken gezamenlijk behandeld en worden zij hierbij gezamenlijk beslist.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de stiefvader, vertegenwoordigd door mr. Verstraten;
- de vader, vertegenwoordigd door mr. Coppers;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
2.6.
Het hof heeft de minderjarige [de minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is door de voorzitter, in aanwezigheid van de secretaris, buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.7.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V-formulier van de advocaat van de stiefvader d.d. 22 oktober 2018 met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de stiefvader d.d. 12 december 2018 met bijlagen;
  • het V-formulier van de advocaat van de stiefvader d.d. 13 december 2018 met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
Het betreft de minderjarige: [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige] ).
3.2.
Bij beschikking van de 20 augustus 2009 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] uitgesproken. [de minderjarige] is begin 2014 bij de moeder en stiefvader gaan wonen. Bij beschikking van 10 oktober 2014 is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de moeder bepaald. De moeder is op 3 februari 2017 overleden. Bij beschikking van 3 april 2017 is het verblijf van [de minderjarige] bij de stiefvader geformaliseerd door een machtiging uithuisplaatsing.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het gezag van de vader beëindigd en de GI tot voogdes over [de minderjarige] benoemd. De rechtbank heeft het verzoek van de stiefvader om hem te benoemen tot voogd over [de minderjarige] afgewezen.
3.4.
De stiefvader en de vader kunnen zich niet (geheel) met deze beslissing verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De stiefvader heeft, kort samengevat, het volgende aangevoerd. [de minderjarige] woont al vier jaar bij de stiefvader en haar perspectief ligt in zijn gezin. Duidelijkheid is belangrijk voor [de minderjarige] . De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de voogdij van de stiefvader op dit moment niet aan de orde is gelet op het spanningsveld tussen de vader en de stiefvader en dat in het belang van [de minderjarige] eerst een situatie moet worden gecreëerd waarin zij vrij en onbelast contact kan hebben met haar vader. De vader heeft de afgelopen vier jaar niet kunnen accepteren dat [de minderjarige] bij de stiefvader woont. De stiefvader heeft het contact tussen [de minderjarige] en de vader altijd proberen te handhaven. Het is de GI de afgelopen vier jaar niet gelukt om een omgangsregeling tot stand te brengen en de vraag is wat de meerwaarde van de betrokkenheid van de GI nog is. De stiefvader is in staat [de minderjarige] op te voeden en haar belangen op juiste wijze te behartigen. Hij zou zaken, zoals de aanvraag van een ID-kaart, sneller kunnen regelen voor [de minderjarige] . Bovendien is het de wens van [de minderjarige] dat de stiefvader met de voogdij wordt belast.
3.6.
De vader heeft, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De vader vindt dat er grote terughoudendheid moet worden betracht bij een gezagsbeëindiging. Dat geldt temeer nu de moeder van [de minderjarige] is overleden en zij niet thuis woont. De familiaire banden staan al onder druk en door een gezagsbeëindiging zal ook de juridische band met haar laatste ouder worden verbroken. Er bestaan minder vergaande maatregelen die nog niet zijn benut, bijvoorbeeld het werken aan de verbetering van de communicatie tussen de vader en de GI.
De vader is geschikt als ouder, hij heeft een rol aangenomen die op de achtergrond is om te voorkomen dat [de minderjarige] in een loyaliteitsconflict komt. De vader kan er wel mee leven dat [de minderjarige] in een pleegezin moet verblijven, maar niet met een verblijf bij de stiefvader. De vader kan het verleden niet achter zich laten: de vader heeft zich altijd zorgen gemaakt over drugsgebruik van de moeder en de stiefvader. Als het hof de beëindiging van het gezag nodig acht dan kan alleen een onafhankelijke voogd zorgen voor stabilisatie en de-escalatie. De deur blijft op die manier open voor [de minderjarige] en de vader om weer dichter tot elkaar te komen.
3.7.
De raad staat nog steeds achter zijn inleidende verzoek. De beëindiging van het gezag van de vader is noodzakelijk. [de minderjarige] voelt zich niet voldoende geborgd en van een plaatsing bij de vader is geen sprake meer. Met betrekking tot de stiefvader is er sprake van een positieve ontwikkeling. De GI zou de komende maanden een plan moeten maken om te kijken of er mogelijkheden zijn om de vader en de stiefvader meer op een lijn te krijgen, zodat de voogdij uiteindelijk wel naar de stiefvader zou kunnen gaan. Nu is het hiervoor nog te vroeg en de voogdij bij de stiefvader beleggen zou nog te belastend zijn voor [de minderjarige] .
3.8.
De GI vindt dat de beschikking moet worden bekrachtigd. De vader kan onvoldoende aansluiten bij de behoefte, leeftijdsfase en beleving van [de minderjarige] . De relatie tussen de vader en [de minderjarige] is verstoord. [de minderjarige] en de stiefvader hebben weerstand tegen het gedrag van de vader.
De stiefvader neemt regie en regelt praktische zaken voor [de minderjarige] . Ook stimuleert hij [de minderjarige] om contact te onderhouden met haar familie. Het contact met haar broer verloopt nog onregelmatig en toezicht van een volwassene is nodig. [de minderjarige] heeft regelmatig contact met haar zusje, maar de samenwerking tussen de pleegmoeder van haar zusje en de stiefvader is nog ambivalent. De stiefvader zou zich flexibeler moeten opstellen. Het is belangrijk dat er goede afspraken worden gemaakt over de kinderen. De GI ziet hierin nog een taak liggen om in het belang van de kinderen te bemiddelen. Wel wordt er onderzocht of er op termijn een verzoek tot pleegoudervoogdij kan worden gedaan. Daarbij is het belangrijk om [de minderjarige] te leren omgaan met de strijd tussen de vader en de stiefvader.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in
artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.9.2.
Evenals de rechtbank concludeert het hof dat [de minderjarige] een belaste voorgeschiedenis heeft en dat zij kwetsbaar is. Er was in haar jonge jaren sprake van een onveilige en onvoorspelbare opvoedsituatie. Haar opvoeders waren zowel fysiek als emotioneel niet altijd beschikbaar. Daardoor ontstonden er ernstige zorgen over haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Een terugplaatsing naar de vader zit er niet in. Hij is onvoldoende in staat om bij [de minderjarige] aan te sluiten en haar te geven wat zij nodig heeft. Na het overlijden van haar moeder heeft [de minderjarige] in het gezin van de stiefvader de benodigde rust, stabiliteit, liefde en aandacht gevonden. De stiefvader sluit aan bij de behoeften van [de minderjarige] en hij stimuleert haar in haar ontwikkeling. Echter, met de GI en de raad is het hof van oordeel dat de stiefvader op dit moment niet met de voogdij over [de minderjarige] kan worden belast. Er is sprake van problematiek die de macht van de stiefvader overstijgt. De strijd tussen de stiefvader en de vader zal, gelet op de inzet van de GI en het verloop tot nu toe, naar verwachting niet afnemen en er is nog tijd nodig om [de minderjarige] te leren omgaan met die strijd. Daarvoor is de begeleiding van de GI, een neutrale instantie, noodzakelijk. Daarnaast dient het contact tussen [de minderjarige] en haar vader, broer en zusje, voor zover mogelijk, verder vorm te krijgen en er dienen in dit kader goede afspraken te worden gemaakt met alle betrokken. Dat is de verantwoordelijkheid van de GI. De GI heeft ter zitting van het hof verklaard, met inachtneming van het voorgaande en binnen een haalbaar te achten tijd, in te zullen zetten op een overname van de voogdij door de stiefvader.
Ter zitting van het hof is verder nog aan de orde gekomen dat [de minderjarige] zich onvoldoende gehoord en gezien voelt door de GI. De GI heeft ter zitting aangegeven hier rekening mee te zullen houden en haar best te zullen doen om dit gevoel bij [de minderjarige] weg te nemen.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. De grieven in beide hoger beroepen falen.
3.11.
Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
In de zaken 200.247.995/01 en 220.248.461/01:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Roermond van 26 juli 2018;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.N.M. Antens en M.A. Ossentjuk en is in het openbaar uitgesproken door mr. C.N.M. Antens op 7 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.