Uitspraak
5.Het verdere verloop van het geding
- het tussenarrest van 23 oktober 2018;
- de akte van [appellante] van 4 december 2018 met een productie;
- de antwoordakte van Leystromen van 15 januari 2019 met een productie.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een huurster, aangeduid als [appellante], en Woonstichting Leystromen, de verhuurder. De zaak betreft de vraag of herhaalde huurachterstanden van de huurster voldoende grond vormen voor de ontbinding van de huurovereenkomst. De huurster had in eerste aanleg een vonnis gekregen van de kantonrechter, maar ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 23 oktober 2018 de huurster in de gelegenheid gesteld om te reageren op producties van de verhuurder, waaronder een betalingsoverzicht. De huurster stelde dat zij haar betalingsverplichtingen had nagekomen en dat de huurachterstand op het moment van de dagvaarding in eerste aanleg € 1.128,71 bedroeg, wat overeenkomt met 1,5 maand huur. De verhuurder betwistte dit en stelde dat de huurachterstand op dat moment € 1.841,71 was, wat meer dan 2,5 maanden huur is.
Het hof overwoog dat de huurster in het verleden huurachterstanden had laten ontstaan, maar dat de recente betalingshistorie en het inlopen van de achterstand relevant zijn voor de beoordeling. Het hof paste de maatstaf van de Hoge Raad toe, die in een prejudiciële beslissing van 28 september 2018 was vastgesteld. Deze maatstaf houdt in dat niet alleen de tekortkomingen van de huurster, maar ook alle overige omstandigheden van het geval in de beoordeling moeten worden meegenomen. Het hof concludeerde dat de tekortkomingen van de huurster op dat moment de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigden, mede gezien het belang van de huurster en haar gezin bij het voortzetten van de huurovereenkomst.
Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de kantonrechter en wees het de vorderingen van de verhuurder af. De verhuurder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en tot terugbetaling van een bedrag dat de huurster eerder had betaald op basis van het vernietigde vonnis. Het hof verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de verhuurder onmiddellijk moest voldoen aan de betalingsverplichtingen.