Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
De heer [commissaris van Gold International] (verder [commissaris van Gold International] ) was commissaris van Gold International.
De werkgever wil het dienstverband met werknemer beëindigen, omdat werknemer bij een andere onderneming binnen de groepsstructuur in dienst zal treden, met hetzelfde arbeidsvoorwaardenpakket.”
(…)
Er is geen sprake van een dienstverband met Gold Group. Het was de bedoeling dat [appellant] binnen de groep met één vennootschap een dienstverband zou aangaan. Partijen hebben geen uitvoering gegeven aan het contract dat op 24 juli 2017 is ondertekend. Dit contract is komen te vervallen, althans partijen hebben daarvan afstand gedaan.
- samengevat - geoordeeld dat er tussen Gold Group en [appellant] sprake is van een dienstverband op grond van de door beide partijen getekende overeenkomst. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit de artikelen 1.6 en 3.6 van de contracten moet worden afgeleid dat [appellant] recht had op één salaris. Daarbij verwijst de rechtbank onder meer naar het feit dat [appellant] vanaf september 2017 van één vennootschap salaris heeft ontvangen en pas op 5 januari 2018 aanspraak maakte op salaris vanuit Gold Group en er vóór die tijd mee heeft ingestemd dat hij enkel salaris van Intervestors ontving. De rechtbank heeft de loongerelateerde vorderingen, waaronder de vordering wegens onregelmatige opzegging, daarom afgewezen.
Volgens [appellant] heeft de rechtbank onvoldoende betekenis toegekend aan het feit dat Gold Group en Intervestors twee verschillende, separaat in het rechtsverkeer handelende entiteiten zijn met elk een eigen verplichting het salaris te betalen en een eigen verantwoordelijkheid voor regelmatige opzegging en goed werkgeverschap. Verder stelt [appellant] over de maanden september en oktober 2017 enkel salaris te hebben ontvangen van Intervestors en er niet mee te hebben ingestemd geen salaris te ontvangen vanuit Gold Group.
Verder heeft Gold Group geen salaris betaald aan [appellant] , terwijl dit op grond van het getekende contract vanaf augustus 2017 verschuldigd zou zijn. [appellant] heeft tot en met augustus 2017 van Gold International en vanaf september 2017 van Intervestors salaris ontvangen. [appellant] heeft toen dus slechts één salaris ontvangen. Wanneer het werkelijk de bedoeling was dat [appellant] dubbel salaris zou ontvangen, valt niet te begrijpen dat hij niet op het einde van de maand augustus 2017 daarover heeft geklaagd en dat hij pas maanden later hierover een sommatie heeft verzonden. Het ging immers om een enorme salarisverbetering en een fors bedrag.
Dat [appellant] op 19 september 2017 bij de accountant een salarisstrook heeft opgevraagd vanuit Gold Group over de maanden augustus en september 2017 en daarbij een loonheffingsnummer staat vermeld, vormt onvoldoende aanwijzing dat [appellant] uitging van een salaris vanuit Gold Group vanaf 1 augustus 2017. [appellant] diende als bestuurder zelf tijdig de melding loonheffing in te dienen bij de Belastingdienst. Dat hij dit net als bij Intervestors tijdig (dat wil zeggen bij of voorafgaand aan de ingangsdatum van het dienstverband) heeft gedaan, is niet gesteld of gebleken.