[aangeefster 3] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 3] ,
heeft hij verdachte (onder meer):
- die (fietsende) [aangeefster 3] van haar fiets getrapt en/of getrokken en/of
- ( vervolgens) (met kracht) die [aangeefster 3] op de grond geduwd en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster 3] bij haar schouders op de grond gedrukt (gehouden),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Daderschap van de verdachte
Verdachte heeft met betrekking tot het onder 3A primair en subsidiair ten laste gelegde ontkend dat hij degene is geweest die [aangeefster 3] van de fiets getrapt heeft. Op grond van de hieronder opgenomen bewijsmiddelen en de daarna opgenomen bewijsoverweging komt het hof echter wel tot een bewezenverklaring van het daderschap van verdachte met betrekking tot dit feit.
Partiële vrijspraak poging opzettelijk toebrengen zwaar lichamelijk letsel (feit 3 A primair)
De verdachte heeft – nadat hij achter een boom vandaan kwam – [aangeefster 3] op zodanige wijze getrapt dat zij van de fiets is gevallen.
Anders dan de advocaat-generaal, maar met de rechtbank en de verdediging, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft gepoogd [aangeefster 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zoals onder 3A primair ten laste is gelegd. In het dossier ontbreken voldoende gegevens om te kunnen vaststellen dat door dit handelen de voor bewezenverklaring vereiste aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Zo is niet bekend wat de fietssnelheid van [aangeefster 3] op het desbetreffende moment (ongeveer) is geweest en hoe ze is gevallen. Daarbij heeft [aangeefster 3] verklaard dat ze door de stamp tegen haar fiets en de duw tegen haar schouders half op het fietspad en half in het gras in de berm is gevallen en richting de berm werd geduwd.
Nu uit het onderzoek onvoldoende is gebleken dat er door het door de verdachte uitgeoefende geweld een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, kan naar het oordeel van het hof niet worden bewezen dat verdachte de onder 3A primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak poging verkrachting van [aangeefster 2] en [aangeefster 3] (feiten 2 B en 3 B)
Met de rechtbank stelt het hof voorop dat het verdachte is geweest [aangeefster 2] en [aangeefster 3] midden in de nacht buitengewoon agressief heeft belaagd, hen bij de keel heeft gepakt en hen op de buik naar beneden heeft gedrukt. Verdachte heeft daarbij echter geen verbale, seksuele uitlatingen gedaan, heeft noch zichzelf noch aangeefsters (gedeeltelijk) ontkleed of hen zodanig betast dat hieruit een seksuele lading moet worden afgeleid. Evenmin is een seksuele opwinding zoals bijvoorbeeld een erectie komen vaststaan. De omstandigheid dat verdachte [aangeefster 3] in de buurt van haar borsten heeft vastgepakt en verdachte tegen [aangeefster 2] heeft gezegd dat ze stil moest zijn omdat het anders pijn ging doen, maken dit niet anders. Nu een bewijsbare seksuele component ontbreekt, kan niet worden geoordeeld dat het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm beschouwd moet worden als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf verkrachting.
Dat die seksuele intentie, gericht op verkrachting, er drie dagen eerder bij [aangeefster 1] wel was, acht het hof, anders dan de advocaat-generaal, onvoldoende om te concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte dus ook bij [aangeefster 2] en [aangeefster 3] uit was op verkrachting. Gelet op het voorgaande dient verdachte te worden vrijgesproken van de onder 2B en 3B ten laste gelegde feiten.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 A subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
3 A. subsidiair
hij op 18 juni 2016 te Boekel [aangeefster 3] heeft mishandeld door
- die fietsende [aangeefster 3] van de fiets af te trappen en te duwen en
- vervolgens (met kracht) die [aangeefster 3] op de grond te duwen en vast te houden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, registratienummer PL2100-2016136018, afgesloten d.d. 9 november 2016, Onderzoek: ‘Brake’ OB2R016052, nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juni 2016 (pg. 244-247 politiedossier, map 1), voor zover inhoudende als
verklaring van aangeefster [aangeefster 3]:
(pg. 245)
Terwijl we daar stonden kwam er geregeld een Audi voorbij gereden. Dit was een donkere auto, naar mijn mening donkerblauw van kleur.
Deze auto kwam ongeveer 4 à 5 keer langs ons op gereden. [getuige] vroeg zich af wat hij daar deed, want deze auto kwam langzaam langs ons op gereden en had gedimde lichten.
Dan reed hij Boekel weer in en dan reed hij Boekel weer uit. Ik zag wel dat er een man achter het stuur zat. Ook [getuige] zei dat er een man in zat. Wij zeiden allebei dat die man donker was en hier bedoel ik mee ‘zwart’.
(…)
De man stond achter een boom die stond tussen het fietspad en de rijbaan. Van mij uit gezien kwam de man van rechts.
Toen stampte de man mij van de fiets af. Hij stampte tussen mijn trapper en kettingkast. Tegelijkertijd duwde hij mij tegen mijn schouders, zodat ik op de grond kwam. Hij duwde mij richting de berm van het fietspad.
Hierdoor viel ik neer, half op het fietspad en half in het gras in de berm. Ik kreeg toen allemaal gras en zand in mijn mond. Ik lag met mijn hoofd in de berm en mijn benen richting fietspad. De man probeerde mij op de grond te houden. Hij hield mij vast bij mijn schouders en in de buurt van mijn borsten. De man stond gehurkt boven mij.
(pg. 246)
De man probeert mij steeds vast te houden maar ik duwde hem steeds weg. Ik bleef ook steeds gillen. Hierna stopte de man 3 vingers in mijn mond. Dit waren zijn wijs-, middel- en ringvinger, maar het kan ook zijn dat ik 2 vingers in mijn mond had. Ik weet wel dat zijn handpalm voor mijn ogen zat toen hij zijn vingers in mijn mond stopte. Zijn vingers zaten tot ongeveer zijn 2e kootje in mijn mond, dus best ver. Ik weet niet waarom hij zijn vingers in mijn mond stopte.
Ik ben gaan bijten op zijn vingers en ik probeerde ook nog te gillen. Zijn vingers zaten erg ver in mijn mond. Ik denk dat hij 10 à 15 seconden zijn vingers in mijn mond heeft gehad. Ik heb met volle kracht op zijn vingers gebeten.
Uiteindelijk heeft hij zijn vingers er uit gehaald. Ik heb overal geschopt en geslagen waar ik kon. Het vastpakken duurde weer een paar seconden en toen liet hij ineens los en rende hij weg.
Toen ik bij [getuige] was keek ik nog een keer achterom. Ik zag toen dat uit dat weggetje diezelfde auto, die we al meerdere keren hadden gezien en die [getuige] verdacht vond, kwam gereden. Deze auto reed richting Handel.
SIGNALEMENT AUTO:
Donker en naar mijn inziens donkerblauw. Het was een Audi.
- man,
- donker, niet getint maar zwart gekleurd (Afrika of Suriname/Antillen)
- ouder dan mij, ik ben 22 jaar, in ieder geval niet ouder dan 60 jaar (fysiek was hij nog sterk)
- ik denk tussen de 1.80 en 1.90 meter groot
- normaal postuur
- haar was in ieder geval kort, hij had wel kroes haar (geen normale krul), zijn haar was zwart of donkerbruin.
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 juni 2016 (pg. 258-260 politiedossier, map 1), voor zover inhoudende als
verklaring van getuige [getuige]:
Mijn vriendin (
het hof begrijpt: aangeefster [aangeefster 3]) is met mij een stuk mee gefietst richting Veghel. We zijn vanuit Handel richting Boekel gereden. Ter hoogte van een bankje, hij het Grootveld, ter hoogte van de Arendstraat, zijn wij nog even gaan staan om afscheid te nemen.
Een auto kwam ons voorbij gereden en stopte ter hoogte van ons. De auto reed voorbij, vanuit Boekel richting Handel. Hij stopte, hij kwam volledig tot stilstand. Het was een donkerblauwe Audi. De bestuurder van deze Audi was zwart, daarmee bedoel ik dat hij een donkere, zwarte huidskleur had.
Nog geen minuut later kwam diezelfde auto met dezelfde bestuurder weer voorbij gereden. Nu vanaf Handel richting Boekel, hij was dus omgedraaid. Hij stopte nu niet maar hij reed vlot door. Zo’n 5 minuten later kwam dezelfde auto met dezelfde bestuurder weer voorbij gereden. Hij stopte niet maar reed weer vlot door richting Handel, komend vanuit de richting van Boekel. Hij was dus wederom omgedraaid. Ongeveer 5 minuten later kwam diezelfde auto met diezelfde bestuurder wederom voorbij gereden. Hij stopte niet maar reed wederom vlot door, rijrichting van Handel richting Boekel. Op dat moment stonden wij op het punt om te gaan.
Toen [aangeefster 3] net vertrok kwam diezelfde auto met dezelfde bestuurder wederom voorbij gereden. [aangeefster 3] was net vertrokken richting Handel. Ik zag dat de auto ook die kant op reed. Dit was nog geen minuut later. Ik zag dat de auto vlot doorreed, in dezelfde richting als [aangeefster 3] . Op het moment dat de auto mij weer voorbij reed, wist ik dat het niet goed zat. Ik had al eerder een naar gevoel bij de man en de auto omdat hij zo vaak voorbij reed.
Ik weet zeker dat het steeds dezelfde auto en steeds dezelfde bestuurder was die ons passeerde. Ik had het model van de auto namelijk onthouden, een donkerblauwe Audi met doffe lichten, en ik had onthouden hoe de man er uit zag. Deze combinatie, de man en de auto, zag ik telkens voorbij komen.
Ik ben vervolgens direct achter [aangeefster 3] aan gefietst, in een flink tempo, want ik maakte mij zorgen en vertrouwde de man in de auto niet. Terwijl ik fietste, werd ik gebeld door [aangeefster 3] .
Na enkele seconden, dit was rond 03:00 uur, belde [aangeefster 3] mij weer op, gewoon om nog even verder te praten. Dat doen we wel vaker zo, zo bellen. Meteen daarna hoorde ik haar via de telefoon zeggen: “Oh mijn God, hij staat hier. Hij komt op me af. Hij pakt mij.” Ik hoorde haar schreeuwen, ze klonk volledig in paniek. Ik hoorde haar “nee” schreeuwen. Ik hoorde haar roepen: “die donkere man.” Ze klonk angstig.
Ik ben zo snel mogelijk naar haar toe gefietst.
Ik hoorde [aangeefster 3] zeggen: “hij gaat nu weg.” En bijna meteen daarna: “oh nee, hij komt weer terug.” Ik hoorde haar vervolgens wederom heel hard schreeuwen, volledige paniek.
Zo’n 30 seconden later kwam ik bij [aangeefster 3] aan. Die man was weg. Ik heb nog een schim van hem gezien, maar ik lette vooral op [aangeefster 3] . Ik heb die auto vervolgens vanuit de linkerzijstraat, dat moet de straat Arendnest zijn geweest, weg zien rijden. Ik herkende de auto meteen als de auto die ons eerder meerdere malen had gepasseerd. Ik weet dat 100 procent zeker. Hij reed weg richting Handel. Ik sprak [aangeefster 3] daarna en ze zei dat het die donkere man was van die Audi.
Ik zag dat ze een snee in haar lip had en gras op haar wang en bloed rondom haar mond. Dit had ze nog niet op het moment dat ik haar daarvoor voor het laatst had gezien. Dat heeft die man haar aangedaan.
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2016 (pg. 231-233 politiedossier, map 1), voor zover inhoudende als
relaas verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
(pg. 232)
Ik, [verbalisant 1] , vroeg aan [aangeefster 3] (
het hof begrijpt: aangeefster [aangeefster 3]) om de man nogmaals te omschrijven. Ik hoorde dat [aangeefster 3] het volgende zei:
“De man had echt een hele donkere huidskleur, ik wilde het eerst netjes omschrijven, maar simpel gezegd was hij gewoon zwart. Zijn haren waren donker gekleurd, een beetje kort van model.”
Hierna vroeg ik, op advies ven [collega 1] , of dat de verdachte beschadigingen had op zijn kleding, ter hoogte van de knieën. Ik vroeg dit als volgt: “Kun jij enige bijzonderheden een de broek van de verdachte omschrijven?” Hierop hoorde ik dat [aangeefster 3] het volgende zei: “Die man heeft mij van de fiets af getrokken en is daarbij zelf op zijn knieën terecht gekomen, ik denk dat zijn broek daardoor vies is geworden.”
(pg. 233)
[aangeefster 3] zei: “Die verdachte stopte drie vingers in mijn mond, om mezelf te beschermen en hem af te schrikken beet ik hem.”
Ik vroeg aan [aangeefster 3] specifieke kenmerken van de personenauto, waarmee de verdachte wegreed. Ik hoorde dat [aangeefster 3] hierop het volgende zei: “De auto was donkerblauw, of in ieder geval donker van kleur. Het merk was Audi, dit herkende ik aan het symbool. De auto had een opvallende “uitstekende kont”.
Terwijl ik bovenstaande vragen aan [aangeefster 3] stelde en antwoord van haar kreeg, koppelde ik dit telefonisch terug aan [collega 1] . Na een aantal vragen bleek dat het signalement van de verdachte overeen kwam, met de man die collega’s van de eenheid Boxmeer en omgeving staande hadden gehouden in Sint Anthonis. Hierop hebben [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de verdachte aangehouden.
4. Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 juni 2016 (pg. 0017-0018 politiedossier, map 1), voor zover inhoudende als
relaas verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
Op zaterdag 18 juni 2016, omstreeks 03:34 uur, hielden wij op de locatie Breestraat, Sint Anthonis, als verdachte aan: