[centralist] heeft onder meer verklaard:
“Ik heb lang in de beveiliging gewerkt. Ik ben dus gewend te rapporteren over voorvallen. Ik heb dat ook hier gedaan. Ik ben op 17 september 2014 naar huis gegaan en ik heb iets op papier gezet. Dat heb ik nu bij mij. Ik heb er bovenaan een alinea aan toegevoegd over mijn gezondheid. Ik lees de tekst nu voor en ik verzoek de tekst te voegen bij het proces-verbaal als mijn verklaring. (…)
Ik kan mij nog goed voor de geest halen wat er op 17 september 2014 is gebeurd. Dit is het langetermijngeheugen en dat is goed. Ik kan mij dus dit herinneren nog los van de tekst die ik nog heb gemaakt. Maar vraag mij niet wat eergisteren is gebeurd, want het kortetermijngeheugen is niet goed. Zoals gezegd heb ik de tekst die ik heb voorgelezen gemaakt op 17 september 2014 als verslag van wat ik had gezien en gehoord.”
In de tekst die de getuige heeft voorgelezen, staat onder meer het volgende:
“Ik lees dit voor van papier omdat ik 5 herseninfarcten heb gehad en mijn korte termijngeheugen als wel mijn concentratie mij nog wel eens in de steek willen laten. (…)
De zaak:
Op 17 september 2014 zat ik wegens rugklachten weer eens op de centrale om de ritten te verdelen
en de chauffeurs te helpen die op dienst kwamen en van dienst afgingen. (…)
Mevr. [geïntimeerde] helemaal ontsteld van het feit dat zij voor deze dag een andere auto mee zou krijgen omdat
dit in haar woorden een gore bak was die ze niet hoefde.
Nu is het niet zo dat we onwillig waren richting haar en heb ik haar diverse ander auto’s aangeboden
maar dit deugde allemaal niet want ze moest persé een automaat hebben.
Omdat die niet voor handen was en er slechts 1 binnen korte termijn ter beschikking zou kunnen zijn
heb ik wagen 17 een Opel Insignia die vrij nieuw was en een keurige schone wagen was. Het enige was dat degene die er mee had gereden de auto nog even moest aftanken.
Dit alles zou een 20 minuten tot een half uur duren dat de auto voor Mevr. [geïntimeerde] beschikbaar zou zijn.
Echter zij had al diverse bescheiden van zichzelf in de eerst aangeboden auto gelegd en liep alleen
maar schelden vloekend en tierend heen en weer niets deugde er nog op dat moment.
Na enig gedoe kwam er een rit binnen van een CZ klant te weten Dhr. [een CZ patiënt] die zo goed als blind
was en belde dat hij bij het Bodenplein op de taxi stond te wachten, punt 1 het was een
gecontracteerde klant en punt 2 als iemand bijna blind is laat je die persoon niet eindeloos wachten
naar mijn inzien.
Op dat moment was Mevr. [geïntimeerde] de enige die ik vrij kreeg om de rit te gaan rijden dus ik vertelde haar
dhr. [een CZ patiënt] op de afgesproken plaats op te halen en naar huis te brengen. Als antwoord kreeg ik
hierop daar staat hij goed want hij stinkt naar sigaren. Ik heb haar daarna nogmaals op het feit
gewezen dat ze was gekomen om te werken en niet om te lopen zeuren over een auto, geen stok
achter de deur kreeg haar zover om deze rit te gaan doen. Dhr. [een CZ patiënt] heeft zeker 20 minuten
moeten wachten op de volgende auto die ik daar ter plekke kon krijgen, maar afgezien van dat.
Mevr. [geïntimeerde] werd er op dat moment op gewezen door Dhr. [bedrijfsleider] bedrijfsleider die naast mij zat dat
ze deze rit moest gaan doen waarop ze zo mogelijk nog meer begon te schelden en ik me afzijdig op
ging stellen omdat het nu ging tussen de bedrijfsleider en een chauffeuse.
Dit liep echter zo hoog op dat er woorden werden gebruikt in de zin van werkweigering en dat ze dan
naar huis kon vertrekken.
Daarop is ze naar de auto gelopen waarin ze al een en ander had gelegd en dit haalde ze er weer uit en kwam terug naar binnen en smeet de hele handel van een eind op tafel en vertelde de bedrijfsleider
ongeveer in de bewoording van stik maar met de hele zooi en vertrok.
Ze pakte haar fiets en vertrok inderdaad al scheldend en vloekend door haar telefoon wat we binnen
konden horen met de ramen dicht (dit zegt voldoende neem ik aan). (…)”