ECLI:NL:GHSHE:2019:655
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarige kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige dochter [minderjarige 2] is verleend. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Aboukir, verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en het verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Brabant (de GI) af te wijzen. De GI verzoekt op zijn beurt om het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de beschikking in stand te laten. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 januari 2019, waarbij zowel de moeder als de vader en de GI aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was niet ter zitting verschenen, maar had wel een schriftelijke verklaring ingediend.
De zaak draait om de zorgregeling voor de kinderen van de moeder en de vader, die na hun relatiebreuk zijn overeengekomen dat de kinderen bij de vader zouden wonen. De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat de situatie bij haar weer veilig is en dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is. De GI daarentegen stelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is vanwege de onzekere situatie en de ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen. Het hof oordeelt dat de situatie van de moeder is verbeterd, maar dat de stabiliteit voor de kinderen nog steeds voorop staat. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, omdat de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] bij de vader noodzakelijk blijft in het belang van de kinderen.
De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 augustus 2018 wordt bekrachtigd en het meer of anders verzochte wordt afgewezen.