ECLI:NL:GHSHE:2019:614

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
200.235.900_01 en 200.235.900_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag en verdeling van zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een zorgregeling en gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] is vastgesteld. De moeder, die alleen het gezag over [minderjarige] uitoefende, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en opnieuw te bepalen dat de zorg- en opvoedingstaken van de vader in samenspraak met hulpverlening moeten worden vastgesteld. De moeder vroeg ook om schorsing van de uitvoerbaarverklaring van de beschikking in het belang van [minderjarige]. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 januari 2019, waarbij zowel de moeder als de vader en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder brieven van de raad en de advocaat van de moeder. Het hof heeft besloten om de verdere behandeling van de zaak aan te houden om de resultaten van een lopend beschermingsonderzoek af te wachten. De vader zal zich laten bijstaan door een advocaat en partijen krijgen de gelegenheid om schriftelijk te reageren op het rapport van de raad. De beslissing van het hof omvat onder andere de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking en het verzoek aan de raad om het onderzoek uit te breiden met een gezags- en omgangsonderzoek. De omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] wordt voorlopig vastgesteld, met begeleide contactmomenten en een wekelijkse belafspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 februari 2019
Zaaknummers: 200.235.900/01 en 200.235.900/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/309074 FA RK 15-8124
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.C. Cooman,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ;
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (zittingslocatie Breda) van 22 december 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 maart 2018 heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de zorg- en opvoedingstaken van de vader ter zake de nader te noemen minderjarige [minderjarige] in samenspraak, althans met hulpverlening van [organisatie] (en zo nodig Veilig Thuis) tussen partijen opnieuw dienen te worden vastgesteld met als uitgangspunt dat de veiligheid van [minderjarige] zal (blijven) worden gewaarborgd, althans dat het hof een zodanige beslissing neemt als juist wordt geacht. Voorts verzoekt de moeder dat het verzoek van de vader tot het verkrijgen van medegezag over [minderjarige] alsnog wordt afgewezen.
De moeder heeft tevens verzocht de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden
beschikking voor wat betreft de nakoming van de zorgregeling te schorsen in het belang van [minderjarige] , in afwachting van de hulpverlening van [organisatie] of Veilig Thuis.
Het verzoek tot schorsing is bij het hof ingeschreven onder nummer 200.235.900/02 en wordt gelijktijdig behandeld met de hoofdzaak.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 januari 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Cooman;
  • de vader;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de raad d.d. 3 april 2018;
  • het faxbericht en tevens V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 4 januari 2019;
  • de brief en tevens V6-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 11 januari 2019.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend.
Tot aan de bestreden beschikking oefende de moeder alleen van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] woont bij de moeder
.
3.2.
Bij beschikking van 10 mei 2016 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een voorlopige regeling vastgesteld waarbij de vader en [minderjarige] gerechtigd zijn tot omgang met elkaar eens in de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij grootvader vaderszijde “opa [opa] ” of de zus van de vader [minderjarige] ophaalt bij de moeder en thuisbrengt. Verder zijn ouders verwezen naar Juzt voor deelname aan het traject Ouderschap Blijft.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank
een zorgregeling vastgesteld met een gefaseerde opbouw, zoals in die beschikking is weergegeven. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag
over [minderjarige] uitoefenen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Ter zitting in hoger beroep heeft de raad het hof medegedeeld dat er thans een beschermingsonderzoek voor [minderjarige] is gestart naar aanleiding van een ingekomen zorgmelding. Met de moeder, de vader en de raad is besproken dat het hof uitbreiding wenst
van het lopende raadsonderzoek met de componenten omgang en gezag, om een geïnformeerde beslissing te kunnen nemen op de verzoeken van de moeder in onderhavige zaak. Het hof wenst derhalve advies te krijgen omtrent de gezagsvoorziening die, gelet ook op de wettelijke criteria, in het belang van [minderjarige] (noodzakelijk) wordt geacht alsmede welke omgangsregeling het belang van [minderjarige] het beste dient.
Tussen de ouders is overeengekomen dat voorlopig, hangende het raadsonderzoek en de lopende procedure, weer uitvoering zal worden gegeven aan de door de gezinsmanager [gezinsmanager] begeleide contactmomenten van anderhalf uur op de woensdagmiddag om 15.30 uur, waarbij de moeder eerst op de ochtend van de dag waarop het contactmoment gepland staat om 10.00 uur belt naar de vader om met de vader vast te stellen of hij zich in staat acht om het contact door te laten gaan. Hierbij zal een eventuele reden waarom het contact niet door kan gaan niet ter zake doen. Indien de vader bij de eerste belpoging onverhoopt de telefoon niet zou opnemen, probeert de moeder het nog maximaal twee keer en als de vader om 10.30 uur niet gesproken is, gaat het contactmoment die dag niet door. Dit zal duidelijkheid geven voor [minderjarige] en beide ouders kunnen zich hier in vinden. De omgangsbegeleider [gezinsmanager] bepaalt waar het begeleide contact plaats zal vinden. De moeder brengt [minderjarige] naar de locatie en haalt haar daar weer op.
Voor wat betreft het belmoment tussen [minderjarige] en de vader, hebben de ouders afgesproken dat dit gehandhaafd blijft op donderdagmiddag om 16.15 uur.
De raad zal de contacten monitoren tijdens het raadonderzoek.
3.6.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak drie maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. De vader zal zich van rechtskundige bijstand door een advocaat laten voorzien. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.

4.De beslissing

Het hof:
Schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (zittingslocatie Breda) van 22 december 2017, doch uitsluitend ten aanzien van de daarin vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
verzoekt de raad het thans lopende beschermingsonderzoek ten behoeve van [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012, uit te breiden met een gezags-en omgangsonderzoek in het licht van onderhavige procedure;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de (raadslieden van) partijen;
stelt vast dat [minderjarige] en de vader voorlopig gerechtigd zijn tot contact met elkaar als volgt:
 er zullen, bij voorkeur met regelmaat, maar te bepalen door de gezinsmanager [gezinsmanager] , door haar begeleide contactmomenten van anderhalf uur plaats vinden op de
woensdagmiddag om 15.30 uur, waarbij de moeder op de ochtend van de dag waarop het contactmoment gepland staat om 10.00 uur belt naar de vader om met de vader vast te stellen of hij zich in staat acht om het contact door te laten gaan. Hierbij zal een eventuele reden waarom het contact niet door kan gaan niet ter zake doen. Indien de vader bij de eerste belpoging onverhoopt de telefoon niet opneemt, probeert de moeder het nog maximaal twee keer en als de vader om 10.30 uur niet gesproken is, gaat het contactmoment die dag niet door. De omgangsbegeleider [gezinsmanager] bepaalt waar het begeleide contact plaats zal vinden. De moeder brengt [minderjarige] naar de locatie en haalt haar daar weer op;
 het wekelijkse belmoment tussen [minderjarige] en de vader blijft gehandhaafd op donderdagmiddag om 16.15 uur;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA
15 mei 2019.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M van Leuven, J.F.A.M Graafland-Verhaegen en E.H. Schijven-Bours en is op 21 februari 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.