Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [de vader] , hierna te noemen: de vader;
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, hierna te noemen: de GI.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- in het incident: de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen totdat in de hoofdzaak zal zijn beslist;
- in de hoofdzaak: de bestreden beschikking te vernietigen, althans voor wat betreft de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] en de heer [vertegenwoordiger van de GI 2] .
3.De beoordeling
- [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), op 23 december 2002 te Sittard-Geleen;
- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), op 9 april 2007 te Sittard-Geleen.
zo spoedig mogelijkzicht moet komen op de al dan niet aanwezige persoonlijke problematiek bij de moeder en haar hieruit voortvloeiende belemmeringen en mogelijkheden inzake de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . In 2013 heeft de GGZ bij de moeder een persoonlijkheidsstoornis NAO (Niet Anders Omschreven: ofwel, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis) vastgesteld. Uit het raadsrapport van 30 juli 2018 volgt dat periodes van instabiliteit vaker voorkomen bij de moeder en dat het opvallend is dat de moeder het ene moment verward kan zijn, maar later weer realistisch is en haar excuses kan aanbieden.