ECLI:NL:GHSHE:2019:570
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van minderjarigen bij de andere ouder met gezag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin machtiging is verleend aan de gecertificeerde instelling (GI) om de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen bij de vader. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Metin, verzet zich tegen deze beslissing en stelt dat er geen onveilige situatie bij haar thuis is. De kinderen verblijven sinds 1 juli 2018 bij de vader, terwijl de moeder het hoofdverblijf heeft. De GI heeft de uithuisplaatsing gerechtvaardigd door te stellen dat de kinderen zich onveilig voelen bij de moeder en dat er zorgen zijn over hun emotionele en fysieke veiligheid.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 januari 2019 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals de GI. De raad voor de kinderbescherming was afwezig. Het hof heeft de minderjarigen de gelegenheid gegeven om hun mening te uiten, maar zij zijn niet verschenen op het geplande kindgesprek. De moeder heeft haar bezorgdheid geuit over de situatie bij de vader, terwijl de vader zijn zorgen over de moeder heeft geuit. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen zich veilig voelen bij de vader en dat de strijd tussen de ouders voortduurt.
Het hof heeft geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing op goede gronden is verleend en dat de belangen van de kinderen voorop staan. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof benadrukt het belang van contactherstel tussen de moeder en de kinderen, evenals de noodzaak van ondersteuning voor beide ouders. Het hof heeft het verzoek van de moeder om medewerkers van de GI te horen afgewezen, omdat het hof geen noodzaak zag voor hun getuigenis. De moeder is in haar incidenteel verzoek niet-ontvankelijk verklaard, en de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.