Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
4.De uitspraak
wonende te [postcode] [woonplaats] , aan de
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van de appellant tot de schuldsaneringsregeling. De appellant had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek. De appellant had een totale schuldenlast van € 141.591,22, waaronder een schuld aan de Rabobank van € 72.463,23 en een preferente belastingschuld van € 4.168,00. De rechtbank concludeerde dat de appellant onvoldoende inspanningen had geleverd om zijn schulden te voldoen en dat hij niet in staat was om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat zijn financiële situatie het niet toeliet om zich aan de overeengekomen betaalafspraken met de curator te houden. Hij heeft ook aangevoerd dat hij in de afgelopen jaren zijn best heeft gedaan om zijn schulden te voldoen en dat hij inmiddels een baan heeft gevonden. Het hof heeft de argumenten van de appellant in overweging genomen en vastgesteld dat hij in de afgelopen drie jaar zijn vaste lasten heeft kunnen voldoen en dat er geen nieuwe schulden zijn ontstaan. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de appellant tot toelating tot de schuldsaneringsregeling toegewezen. De griffier van het hof is opgedragen om de rechtbank Limburg op de hoogte te stellen van deze uitspraak, zodat er een rechter-commissaris en bewindvoerder kunnen worden benoemd.