In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voogdij en het hoofdverblijf van de kinderen van de ouders, die gezamenlijk gezag uitoefenen. De vader, die al lange tijd geen contact heeft gehad met de kinderen, verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen. Hij voerde aan dat hij de meest aangewezen persoon is om voor de kinderen te zorgen en dat de woonsituatie bij de moeder niet in het belang van de kinderen is. De moeder daarentegen verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen, stellende dat de kinderen sinds augustus 2017 geen contact meer hebben met de vader en dat zij voldoende tijd heeft om voor de kinderen te zorgen.
Het hof heeft de situatie van beide ouders zorgvuldig gewogen. De vader woont op een kamer en heeft onvoldoende ruimte voor de kinderen, terwijl de moeder een stabiele woonsituatie heeft. Het hof heeft ook de rol van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Jeugdbescherming Brabant in de beoordeling betrokken. De Raad heeft aangegeven dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder moet blijven, gezien de stabiliteit en de zorgcapaciteiten van de moeder. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de moeder blijven wonen, en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 december 2017.
De ouders hebben ter zitting aangegeven open te staan voor gesprekken over de oudercommunicatie en het opstarten van contact tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen de partijen.