ECLI:NL:GHSHE:2019:531

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
200.234.743_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijf kinderen bij de moeder in stand gelaten; vader heeft lange tijd geen contact met de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voogdij en het hoofdverblijf van de kinderen van de ouders, die gezamenlijk gezag uitoefenen. De vader, die al lange tijd geen contact heeft gehad met de kinderen, verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen. Hij voerde aan dat hij de meest aangewezen persoon is om voor de kinderen te zorgen en dat de woonsituatie bij de moeder niet in het belang van de kinderen is. De moeder daarentegen verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen, stellende dat de kinderen sinds augustus 2017 geen contact meer hebben met de vader en dat zij voldoende tijd heeft om voor de kinderen te zorgen.

Het hof heeft de situatie van beide ouders zorgvuldig gewogen. De vader woont op een kamer en heeft onvoldoende ruimte voor de kinderen, terwijl de moeder een stabiele woonsituatie heeft. Het hof heeft ook de rol van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Jeugdbescherming Brabant in de beoordeling betrokken. De Raad heeft aangegeven dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder moet blijven, gezien de stabiliteit en de zorgcapaciteiten van de moeder. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat zij bij de moeder blijven wonen, en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 december 2017.

De ouders hebben ter zitting aangegeven open te staan voor gesprekken over de oudercommunicatie en het opstarten van contact tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen de partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 februari 2019
Zaaknummer: 200.234.743/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/290228 / FA RK 15-887_4
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
[verweerster],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.P.M.A. Laeyendecker,
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 december 2017.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 28 februari 2018 met producties, ingekomen ter griffie op 1 maart 2018, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het beroep van de vader gegrond te verklaren, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 24 april 2018, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De hierna te noemen kinderen van de ouders zijn op 7 april 2016 onder toezicht gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant (hierna de GI). De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 7 oktober 2018.
De GI heeft op 29 maart 2018, ingekomen ter griffie van het hof op 30 maart 2018, een verweerschrift met producties ingediend. Ten tijde van het indienen van dit verweerschrift waren de kinderen onder toezicht gesteld en werd de GI als belanghebbende aangemerkt in de onderhavige procedure.
Nu de ondertoezichtstelling inmiddels met ingang van 7 oktober 2018 is beëindigd, zal het hof de GI niet langer als belanghebbende in de onderhavige procedure aanmerken. Het hof zal de informatie van de GI wel in zijn beoordeling betrekken. Hiertegen is door de ouders geen bezwaar gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de advocaat van de vader van 14 maart 2018 met producties, ingekomen ter griffie van het hof op 16 maart 2018;
  • de brief van de GI, ingekomen ter griffie van het hof op 29 oktober 2018, met daarin de mededeling dat de kinderen geen maatregel meer hebben bij de GI;
  • de brief van de advocaat van de vader van 9 januari 2019, ingekomen ter griffie van het hof op diezelfde datum.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar;
  • de moeder, bijgestaan door mr. A.P.M.A. Laeyendecker;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.1.
De GI is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ) op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ) op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ) op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 4] (hierna te noemen: [minderjarige 4] ) op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
3.2.
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over de kinderen.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking is, kort samengevat, het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder bepaald. Tevens is het verzoek met betrekking tot de contactregeling pro forma aangehouden en zijn partijen naar Topaze verwezen voor mediation teneinde via bemiddelingsgesprekken te trachten hun communicatie te verbeteren en overeenstemming te bereiken over de zorgregeling. In afwachting van het mediation-traject is de voorlopige, bij beschikking van 9 juni 2015 vastgestelde, contactregeling gewijzigd.
3.4.
De vader kan zich met de beslissing aangaande het hoofdverblijf niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert, kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende aan. Hij wil dat het hoofdverblijf van de kinderen bij hem wordt bepaald, omdat hij de meest aangewezen persoon is om de hoofdverzorger te zijn van de kinderen. De vader heeft immers altijd de zorg over de kinderen gehad. De vader betwist dat de woning van zijn ouders ontruimd zou gaan worden na het overlijden van zijn vader. De vader heeft ook steeds uitdrukkelijk aangegeven de voorgenomen ontruiming aan te vechten en een alternatief voor handen te hebben. De kinderen zijn toen ten onrechte bij de moeder geplaatst. De vader voelt zich buitenspel gezet omdat hij hierover niet gehoord is. De vader woont inmiddels op een kamer in [woonplaats] . Hij heeft daar evenwel onvoldoende ruimte om de kinderen te kunnen laten verblijven. Zodra het hoofdverblijf van de kinderen bij hem is vastgesteld, kan hij aanspraak maken op een grotere woning.
De feitelijke situatie bij de moeder is onvoldoende onderzocht, terwijl duidelijk is dat zij tijdens de samenleving van de ouders al niet in het belang van de kinderen handelde. Als gevolg van het optreden van Topaze en de GI heeft de vader sinds augustus 2017 geen contact meer met de kinderen.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof desgevraagd aangegeven met de moeder in gesprek te willen gaan over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld houdt, bij voorkeur onder begeleiding van de raad.
3.6.
De moeder voert het volgende aan. De bestreden beschikking moet worden bekrachtigd. Er is sinds augustus 2017 geen contact meer tussen de kinderen en de vader, terwijl daartoe wel diverse pogingen zijn ondernomen door de moeder. De vader heeft aangegeven geen contact te willen met de moeder en de kinderen. De kinderen hebben hier veel verdriet van gehad. De moeder staat nog steeds achter contact tussen de vader en de kinderen. Door de houding van de vader is de mediation niet van de grond gekomen.
De vader heeft volgens de moeder geen vaste woon- of verblijfplaats sinds de ontruiming van het huis van zijn ouders. Het is de moeder niet bekend waar de vader nu verblijft. De vader heeft in ieder geval geen geschikte woonruimte voor vier kinderen. De moeder denkt dat het moeilijk zal zijn voor de vader die te krijgen, omdat hij een negatieve huurdersverklaring heeft. Het is hierdoor niet in het belang van de kinderen het hoofdverblijf bij de vader te bepalen. De moeder wil dat de kinderen bij haar blijven wonen. Zij werkt niet en heeft voldoende tijd de kinderen op te voeden.
De moeder heeft ter zitting bij het hof aangegeven open te staan voor het voeren van gesprekken met de vader, bij voorkeur onder begeleiding van Topaze.
3.7.
De GI heeft in haar verweerschrift aangegeven dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder moet blijven. De GI heeft geprobeerd met de vader te overleggen. Hij is echter boos weggelopen en heeft op de brief die de GI hem vervolgens heeft toegestuurd niet gereageerd. De vader heeft sinds december 2017 alle hulp van Topaze geweigerd, zodat bemiddeling onmogelijk is gebleken. De woningbouw heeft daarnaast in februari 2018 de GI laten weten dat de woning van de grootouders reeds op 11 januari 2018 is ontruimd. Sindsdien is onduidelijk waar de vader verblijft. De GI heeft daarentegen geen signalen dat de moeder niet geschikt is de kinderen op te voeden. Beide ouders zijn in 2016 geschikt bevonden in het pedagogisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden. Dit is ook nog door Topaze bevestigd. Bovendien komen de kinderen sinds zij bij de moeder wonen ook weer op tijd op school.
Er is bovendien al geruime tijd geen contact tussen de vader en de kinderen. De vader is echter herhaaldelijk benaderd door de moeder met het verzoek om contact. De vader heeft echter tegen [minderjarige 1] gezegd dat zij hem niet meer moet bellen. Het had op de weg van de vader gelegen de moeder of de GI te bellen om het contact tussen hem en de kinderen te herstellen. De kinderen zijn door het handelen van de vader slachtoffer geworden, en niet de vader zelf. De kinderen geven bovendien aan de vader, maar ook zijn familie, erg te missen.
3.8.
De raad constateert dat de vader nog steeds argwanend is richting de hulpverlening. Ook is er al lang geen contact meer tussen de kinderen en de vader. Daar komt bij dat de ondertoezichtstelling niet verlengd is, en de moeder kennelijk in staat is goed voor de kinderen te zorgen. Hoewel er geen twijfels zijn bij de raad over de opvoedcapaciteiten van de vader, is het gezien het voorgaande op dit moment niet in het belang van de kinderen het hoofdverblijf van de kinderen te wijzigen naar de vader. Het is van belang dat er vanuit de huidige situatie gewerkt wordt aan de verbetering van de communicatie tussen de ouders en aan het opstarten van de omgang tussen de vader en de kinderen.
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen tussen de ouders in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening omtrent die gezagsuitoefening op verzoek van beiden of een van hen aan de rechter voorgelegd worden. De rechter neemt alsdan een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.2.
Het hof overweegt dat hetgeen de rechtbank in de bestreden beschikking overwogen heeft op dit moment nog steeds onverkort geldt. Het is van groot belang dat de kinderen kunnen verblijven op een voorspelbare en stabiele plek. Als gevolg van met name het overlijden van grootvader (vaderszijde) en de consequenties die dat had voor de (stabiliteit in de) huisvesting, zijn de kinderen zijn in augustus 2017 vanuit de vader bij de moeder geplaatst. Die situatie is sindsdien niet meer gewijzigd. Het hof constateert dat er bij de moeder op dit moment sprake is van een stabiele woonsituatie voor de kinderen en dat de kinderen het in de thuissituatie bij de moeder goed doen. De woonsituatie bij de vader daarentegen is nog instabiel in die zin, dat ook nu nog het woonperspectief onduidelijk is althans nog steeds onvoldoende concreet. Daarbij komt dan nog dat, zoals hij zelf heeft aangegeven, de vader op dit moment onvoldoende ruimte heeft om de kinderen bij hem te laten verblijven. En verder is er al lange tijd (vrijwel) geen enkel contact geweest tussen de vader en de kinderen.
3.9.3.
Alles in ogenschouw nemende, acht het hof het meest in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijf bij de moeder houden.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen
3.11.
Het hof hecht er overigens aan hier nog op te merken dat de vader en de moeder ter zitting bij het hof hebben aangegeven met elkaar in gesprek te willen gaan over zowel de oudercommunicatie als het vormgeven van het contact tussen de vader en de kinderen. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de ouders dit gesprek ook daadwerkelijk met elkaar gaan voeren.
3.12.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 december 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L.Th.L.G. Pellis, E.A.M. Scheij en J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.